Met een fiets het vliegtuig op, is altijd een beetje gedoe. Elke luchtvaartmaatschappij heeft zijn eigen regels over hoe de fiets verpakt moet zijn. Bij Air Asia mocht het een doos zijn, een fietszak of verpakt in bubbelplastic. Ik doe het laatste. Als ik bij de check-in aankom, blijkt Barry niet voldoende ingepakt te zijn. Nochtans heb ik elk onderdeel grondig aangepakt. Enfin, geen discussie mogelijk, ik moet bij de Thaise post een doos gaan kopen of hem met plastiek folie laten inwikkelen. Ik probeer beide opties, maar niemand is erg behulpzaam. Ik denk: foert. En ik ga terug naar de check-in, zeg dat niemand Barry beter kan/wil inpakken en dat hun website vermeldt dat mijn inpakmethode voldoende is. Ik word gevraagd te wachten… en na 10 minuten komen ze zeggen dat het in orde is. Eerste hindernis is genomen. Oef.
De vlucht van Bangkok naar Kuala Lumpur loopt een uur vertraging op maar ik heb gelukkig genoeg tijd om over te stappen. Als ik bij de gate aankom om het vliegtuig naar Teheran op te stappen, word ik apart genomen. Ze vragen waar mijn vliegticket is om het land te verlaten. Ik zeg dat ik dat niet heb, dat ik over land ga, met de bus (eerste leugen). Probleem. Ik moet een vliegticket hebben. De vlucht vertrekt over 20 minuten en ik begin verwoed een goedkope vlucht te zoeken op internet. (Leve de luchthaven wifi.) Na 5 minuten komen ze zeggen dat het niet meer nodig is. Ik mag opstappen. Waarom ze ineens van gedacht veranderd zijn, geen idee. Tweede hindernis genomen. Oef.
In het vliegtuig valt me op hoe geschminkt en gemanicuurd alle vrouwen zijn. En vooral, hoe ‘bloot’ ze nog zijn. Geen hoofddoeken, korte rokjes, blote schouders… dat zal wel veranderen als we landen. (ik voel me een beetje underdressed in mijn reizigersplunje)
Ik zit naast Nooshi, een Iraanse ingenieur die in Maleisië werkt. Ze stelt me vanaf het begin op mijn gemak: ze legt me uit hoe ik mijn hoofddoek moet dragen (gewoon omslaan, niks vastspelden of rond mijn hals draaien), ze geeft me direct haar gegevens voor als ik hulp nodig heb in Teheran, ze vertelt over het lekkere eten en daarna begint ze te vertellen over No Ruz, Iraans nieuwjaar dat binnen enkele dagen begint en alle gebruiken die daar rond hangen. Heel boeiend.
Ze is ook heel geïnteresseerd in de reden waarom ik naar Iran kom. Ik vertel haar dat ik denk dat veel mensen een verkeerd beeld hebben van Iran en dat ik met eigen ogen wil zien dat dit niet zo is. Dat ik van zoveel mensen gehoord heb hoe mooi het land is en hoe gastvrij de mensen zijn, dat ik graag hun eeuwenoude cultuur en beschaving wil leren kennen en dat ik inzicht wil krijgen in een land dat eigenlijk een groot mysterie is voor mij. Daar is ze heel enthousiast over.
Een half uur voor we landen beginnen alle vrouwen zich om te kleden. Een kleedje met lange mouwen, een zedige hoofddoek om en nog snel wat bijschminken. Ik zet ook mijn hoofddoek op en besef dat dit voor de komende maand een gewoonte zal worden. Het voelt een beetje vreemd, maar tegelijk ook net heel verbonden met alle andere vrouwen.
De volgende hindernis is een visum. Dat kan je tegenwoordig krijgen bij aankomst op de luchthaven. Je hebt daarvoor een bewijs nodig dat je een reisverzekering hebt. (Ik had een brief mee in het Engels) Als je geen hebt, kan je dat ook ter plekke kopen. Daarna vul je je visumpapieren in (tweede leugen: ik heb een vlucht opgegeven om het land te verlaten, dan stellen ze geen vragen en ze vragen ook niet om het ticket te zien). Je gaat naar het bankloket om te betalen (78 euro) en dan geef je het bankbewijs af en je visumpapieren en wacht je af. Iets later krijg ik mijn paspoort terug met daarin mijn goedgekeurd visum. (derde hindernis genomen)
Mijn warmshowers host staat me al op te wachten en daar ben ik heel blij mee. Het is ondertussen midden in de nacht voor mij en ik ben doodmoe. Ali neemt me alles uit handen. Hij installeert Barry op de auto, laadt mijn bagage in, geeft me koekjes en fruit… een voorbeeldige gastheer.
Het enige wat me nog niet gelukt is, is om op internet te gaan. Ik heb een Iraanse simkaart gekregen van iemand in Bangkok. Die werkt, maar ik heb pas na een tijd door dat ik een VPN moet gebruiken om Facebook te kunnen openen.
Om 3u30 val ik als een blok in slaap.
Alweer vroeg op vandaag want ik moet voor 11u in het consulaat van Oezbekistan zijn. We ontbijten met heerlijk brood, honing, kaas, walnoten en fruit. Wat een verademing na al die noodlesoep en rijst.
Ali brengt me in zijn auto naar het consulaat door het drukke Iraanse verkeer. Wat me opvalt zijn de vele vlaggen op de bruggen en er staan ook enkele hele grote bij, natuurlijk van de staat. De stad blaakt in het lentezonnetje en de besneeuwde bergtoppen op de achtergrond zijn een schitterende bonus.
We zijn net op tijd. Ik geef mijn formulieren af en mag binnen 8 werkdagen terugkomen. Als je de No Ruz feestdagen erbij telt is dat binnen 14 dagen.
We lunchen met een broodje falafel en daarna gaan we met de motor het centrum in om geld te wisselen. Een helse rit door het kriskrassende verkeer. Op Ferdosi Street zijn heel wat wisselkantoren, zowel in’t zwart als in’t wit. Ik kies toch maar voor dat laatste. Voor mijn 200 dollar krijg ik
7 500 000 rial oftewel 750 000 toman. De officiële munt is rial, maar toman wordt veel gebruikt in de volksmond. Het is gewoon een nul erbij zetten om bij rial uit te komen. Ik ga hier met heel hoge bedragen mogen rekenen want 1 euro is ongeveer 35 000 rial.
Vanavond kook ik, vegetarisch. Er komt ook een vriendin van Ali eten, Zahra. Ik maak een pasta met groenten. Het is al laat als we eindelijk aan het eten zijn en ik val bijna in slaap boven mijn bord. Daar zal de jetlag wel voor iets tussen zitten.
Vandaag gaan we op uitstap. Zahra is blijven slapen en gaat ook mee.
Eerste stop is het schrijn van Imam Khomeini. Een groot indrukwekkend gebouw met 4 torens en enkele koepels. De torens zijn elk 91 meter hoog, naar de leeftijd van de man.
Mannen en vrouwen gaan elk langs een andere ingang binnen. Iedereen doet zijn schoenen uit, Zahra moet een chador om (dik tegen haar goesting, ze is nogal vrijgevochten), ik mag zo binnen. Daarna worden we gefouilleerd en gaat onze handtas door de scanner.
We volgen de vrouwen in zwarte chador naar de moskee waar in het midden een soort ijzeren kooi staat met daarin de kist van Khomeini. Het is vrijdaggebed en er wordt druk gebeden. Ik ben de enige toerist en heb veel beziens.
Na de middag rijden we naar het Behesht-e Zahra kerkhof. Ik heb nog nooit een begraafplaats gezien waar het zo’n drukte van jewelste was. We moeten even zoeken voor we de bekende glazen kastjes vinden van de gesneuvelden van de Iran-Irak oorlog (1980-1988).
Het is schrijnend om te zien hoeveel jonge mensen gedood zijn. Ik zie een graf van een 15 jarige jongen. Elk kastje heeft zijn eigen persoonlijke spullen.
De welriekende
Bij 1 graf verdringen mensen elkaar om het te kunnen aanraken. Naar’t schijnt geurt dit graf heel erg lekker. Iedereen wil het aanraken en daarna de geur aan zich afvegen, daarna mogen ze een wens doen. Bijzonder vreemd allemaal.
We rijden nog een tweetal uur verder naar het zuiden, naar het zoutmeer Hoz-e Soltan. Een bijzonder fotogenieke plek. Het meer is op de meeste plaatsen droog, maar op andere staat er water in, niet diep. Het levert mooie beelden op.
We rijden de weg helemaal tot het einde en maken kennis met nog 3 andere mensen. Al snel wordt er een tafeltje boven gehaald, iemand biedt meloen aan, de andere thee, de andere koekjes. Heerlijk hoe snel hier contact gelegd wordt.
Ondertussen is het donker en in het schijnsel van de koplampen wordt er gedanst. Dat is eigenlijk verboden in Iran, maar daar trekt niemand zich iets van aan. Na een half uurtje rijden we allemaal weer naar huis. Wat een heerlijke dag.
Vandaag ga ik eindelijk weer fietsen.
Ali heeft massa’s eten gekocht dat ik moet meenemen. Maar het is gewoon teveel. Ik moet bijna ruzie maken om hem duidelijk te maken dat ik dat niet allemaal kan meenemen. Het is goed bedoeld, ik weet het, maar is gewoon teveel. Hij biedt ook aan om me een stukje te ‘begeleiden’ met de auto. Dat vind ik iets heel vreemds en ik sla het af. Maar ook hier dringt hij aan. Maar ik hou voet bij stuk.
Na nog wat kleine fietsongemakken, ben ik om 11u eindelijk weg. Het verkeer is pure ellende. Ik wurm me langs auto’s, ontwijk brommers en vervloek de Iraanse rijstijl: niemand houdt zich aan een rijvak of gebruikt zijn richtingaanwijzers.
Na 1,5u zwoegen heb ik amper 10 km afgelegd en ben ik 1 keer in mijn gat geknepen. Beide zijn zeer frustrerend maar er is weinig aan te doen.
Dan ineens uit het niets komt een coole vrouw op een mountainbike aangereden. Ze heet Sara en ze is heel blij mij te ontmoeten. Dat ziet ze niet veel: vrouwen op een fiets. We geraken aan de praat en ik zeg haar dat ik naar Karaj wil, maar dat het verkeer zo ellendig is. Zij weet een betere weg en ze neemt me mee op sleeptouw tot op de snelweg. Mag ik hier wel rijden? Ja hoor, zegt ze. Je moet alleen een beetje oppassen voor de op -en afritten. En weg is ze.
Ik raap al mijn moed bij elkaar en begin te rijden. Het verkeer raast langs me heen en het is helemaal doodsgevaarlijk als ik een oprit moet kruisen. Ik sta te trillen op mijn benen van schrik. Dit nog 30 km? No way.
Ik parkeer me op een pechstrook en probeer een auto met laadruimte te doen stoppen. Er stoppen heel wat auto’s maar niemand kan me meenemen. Ik hou er wel een liter mock-mojito aan over. Iraniërs doen niet liever dan eten en drinken uitdelen.
Wat later stopt er ook een moto. Hij wil me wel slepen, of ik mag gaan aanhangen. Is hij gek?!
Ik leg hem uit dat ik wel wacht. En het geluk zit mee, iets verderop stopt een pickup truck en de motoman legt uit aan de chauffeur dat hij mij moet meenemen. Nog geen 2 minuten later zitten Barry en ik veilig en wel in een auto. Ik kan mijn geluk niet op. Ik leef nog.
Karaj is al even druk als Teheran. Dat heeft alles te maken met No Ruz, het Iraans nieuwjaar dat binnen enkele dagen begint en de mensen zijn nog allerlei inkopen aan het doen.
Ik ga op zoek naar een slaapplaats. Ik probeer een hotel, veel te duur. Hij doet nog wat van de prijs af, maar het blijft te veel. Het 2e hotel is al even duur, maar hier gaat er altijd maar wat meer van de prijs af. Ze willen me perse de kamer laten zien. Ik hou de boot af, want ik weet dat ik die niet kan betalen. Maar ze blijven aandringen… vooruit dan.
De kamer is inderdaad alles wat ik nodig heb. In de lift naar beneden zakt de prijs tot 20 euro. (ze waren gestart aan 70 euro). Ik capituleer.
Een nachtje in een zacht bed, wie kan daar nu tegen zijn.
Vanmorgen word ik gewekt met een onrustwekkende mail van Trien. Zij reist ook met de fiets en ze was onlangs in Iran. Ze wil me waarschuwen voor mannen met slechte bedoelingen.
Zij werd meerdere keren lastig gevallen en één keer zelfs van haar fiets gesleurd en bijna verkracht. En ze wil me hiervoor behoeden. Het is beter om met iemand samen te fietsen.
Ik ben danig van mijn melk. Ik had dit verhaal al gehoord maar het was moeilijk om de juistheid er van in te schatten. Nu blijkt het inderdaad te kloppen. Ik heb tot nu toe alleen maar positieve ervaringen met de Iraniërs (behalve dan die ene kneep in mijn gat). Maar ik geloof haar wel.
Ik zie de mannen de hele tijd naar me kijken op een onaangename manier (pas op, niet alle mannen, er zijn ook toffe bij). Ik val ook op, zelfs in traditionele kledij, ze zien dat ik een toerist ben. Ik hoor het hen ook tegen elkaar zeggen, dat woord is nl. hetzelfde in Farsi.
De moed zakt me een beetje in mijn schoenen. Bij het ontbijt ontmoet ik een Nederlandse tolk die hier met 2 Nederlanders aan het werk is. Hij waarschuwt me ook al. Nu krijg ik het helemaal benauwd. Zijn alle mannen hier dan werkelijk zo vrouwbelust?! De tolk geeft me zijn kaartje en ik mag hem altijd bellen als ik een tolk nodig heb. Heel fijn.
Terug op mijn kamer kan ik mijn tranen niet bedwingen, ik huil eens flink door en raap mezelf dan weer bij elkaar. Ik ben hier nu, ik kan nu nog niet opgeven, ik zal nog voorzichtiger zijn, ik zal uit mijn doppen kijken.
Klimmen
Doel van vandaag, een pas over van 2668 m op de weg naar Chalous. Blijkbaar is deze weg een van de mooiste ter wereld. Helaas ook een van de drukste ter wereld vandaag. Morgen start de vakantie en heel wat Iraniërs trekken dan naar de Kaspische zee en ze moeten allemaal die pas over.
Bij het begin van de weg is het al file, ook voor mij. Op een baan met 1 rijvak staan ze met 2 naast elkaar en dan kan ik er niet meer naast. Ik manoeuvreer me er toch door, maar sta wat later weer stil. Hierdoor kom ik altijd dezelfde auto’s tegen, op den duur kennen we elkaar en wuiven en toeteren we naar elkaar. Ik krijg ook koekjes aangeboden en bij mijn eerste rustpauze ook een gekookte aardappel en tomatensla. Ik zal hier nooit vergaan van de honger.
De weg is inderdaad mooi. Ik fiets tussen kanjers van bergen, van die beige bruine met losse stenen en met veel kleurschakeringen. Op de toppen ligt nog sneeuw. Soms zie ik de weg naar boven slingeren met een stoet van auto’s erbij.
Er zijn heel veel restaurants langs deze weg en bijna overal zie je een man die het volk moet lokken. Er is er eentje bij in een sjiek kostuum en ik kan het niet laten om een foto van hem te nemen. Hij poseert met veel plezier.
Bij die restaurants staan een soort verhoogde zitplateaus langs de rivier. Nu is het misschien wat te fris om daar te gaan zitten, maar in de zomer moet dit heerlijk zijn. Hoewel, te fris… De Iraniërs doen niet liever dan picknicken. Zelfs nu. Langs de drukke baan rollen ze hun mat uit en steken soms ook nog een bbq aan. Ik word al wel eens uitgenodigd maar ben er tot nu toe nog niet op in gegaan.
Zoveel te hoger ik klim, zoveel te frisser wordt het. De temperatuur is gezakt tot 5 graden en het begint ook te regenen (soms zelfs natte sneeuw). Het wordt ook later en ik merk dat ik de top van de pas niet ga halen vandaag.
Ineens doet een man me stoppen. Hij geeft me een hand, zegt iets in het Farsi en geeft me dan een boeketje paasbloemen. Ik ben helemaal overdonderd. Merci (is danku in’t Farsi). Hij nodigt me uit om op te warmen in zijn auto. En hoe verkleumd ik ook ben, toch lijkt me dat geen goed idee.
Ik bedank hem vriendelijk en zet mijn weg verder.
Slapen
Tijd om stilaan een slaapplaats te zoeken. Ik stop bij een apotheek (die hebben gestudeerd en spreken dikwijls Engels). De dame verwijst me naar een hotel 10 km verder. Ik zeg dat dat nog te ver is (’t is bergop). Een beetje tegen haar zin laat ze me binnen in wat een soort van hospitaaltje lijkt te zijn. Ze maakt me duidelijk dat ik mag opwarmen maar dat ik niet kan blijven slapen. Ze zal iemand zoeken die me naar het hotel kan brengen.
Dat hotel blijkt achteraf maar 4 km verder te zijn, dus dat had ik ook kunnen fietsen. Maar ze dringt aan dat ik gebracht word. Eenmaal bij het hotel blijkt dat veel te duur te zijn. 77 euro en ze doen niks van de prijs af.
Ik sta weer op straat, het is donker en het sneeuwt licht. Een warm showers host (Farid) met wie ik al wel eens contact heb en die altijd klaar staat om te helpen, raadt me aan om op deuren te gaan kloppen. Ik vrees dat dat het enige is wat ik kan doen. Ik fiets op goed geluk een straat in en spreek 2 mannen aan. Die wijzen naar het hotel… sorry, te duur. Ze bellen een vriend die een ‘suite’ heeft, ik denk een soort chalet. Ik krijg hem aan de lijn, ook veel te duur.
Ondertussen ben ik alweer aan het huilen, het is laat en ik ben nat en koud en ik wil gewoon ergens veilig en warm binnen zitten. Wat blijkt, we staan pal naast de moskee. Een gewoon gebouw, dus het valt niet op. Of ik hier misschien wil slapen? Ja, natuurlijk. Naar zoiets was ik op zoek. (ik weet uit het lezen van anderen hun blog, dat je altijd in een moskee kan slapen).
Oef, een pak van mijn hart. Er wordt voor een elektrisch vuurtje gezorgd, ik kan de deur langs binnen vastmaken (dus veilig) en wat later brengen ze ook nog eten. Rijst en yoghurt als dessert. Ik ben opgelucht en blij dat ik doorgezet heb.
Alles komt altijd goed. En morgen ga ik die pas over!
Het sneeuwt! Ik duffel me goed in en begin aan het laatste deel van de klim naar de pas.
De sliert auto’s is niet geminderd. Vandaag wordt er zeker wel 200x op me getoeterd, allemaal ter aanmoediging. Ik moet ook een keer stoppen omdat 2 mannen met me op de foto willen.
Het laatste stukje naar de top is in een tunnel. Het ene moment ben je nog aan het klimmen, het volgende ben je aan het dalen. Aan de andere kant van de berg is het weer even guur. Maar als ik een beetje afdaal begint de zon te schijnen. Ik stop in het eerste restaurant dat ik tegenkom om op te warmen en mijn kleren te drogen. Ik drink thee en eet soep.
Als ik verder wil fietsen, kom ik Elmira tegen. Een Iraanse die in Zweden woont. Ze is op bezoek bij haar familie en nodigt me uit om vanavond bij hen te slapen. Daar zeg ik niet nee tegen.
Ik mag nu zo’n 70 km afdalen tot in Chalous en daar zijn spectaculaire zichten bij. Als ik achter me kijk, zie ik de besneeuwde bergen, als ik voor me kijk zie ik een heel diepe kloof. Die mag ik helemaal naar beneden rijden. Halfweg stop ik voor de zoveelste foto en ik word direct uitgenodigd om thee te komen drinken. Lekker.
Eenmaal beneden, aan het water, is de kloof heel smal. Als ik stop om wat foto’s te nemen, krijg ik een broodje falafel in mijn handen geduwd. Zo gaat dat hier de hele tijd.
De zichten worden minder indrukwekkend naarmate ik verder afdaal. Meer dorpjes, drukkere wegen… Ik moet nog 2 keer stoppen: een keer voor een banaan en noten in ontvangst te nemen, een andere keer om met 4 mannen op de foto te gaan.
Rond 16u30 ben ik in Chalous aan de Kaspische zee, maar ik rij door tot in Namak Abrod, zo’n 15 km verder. Als ik wil afdraaien, sta ik plots aan een toegangspoort. De auto’s betalen allemaal inkom maar ik mag niet verder. Geen fietsen toegelaten. Wat is dat nu weer?! Protesteren helpt niet. Ik bel Elmira en ze komt me met de auto halen. Blijkt dat ik aan de ingang van een toeristenpark sta en hun huis ligt een beetje terug.
Ik volg haar met mijn fiets tot aan hun huurhuis voor de nacht. Ik word hartelijk ontvangen door alle vrouwen: moeder, tante, schoonzus… en ook 1 man, haar broer. Natuurlijk moet ik thee drinken, en eten. En er wordt gezongen, veel en mooi gezongen. Vooral de broer, Nima, heeft een prachtige stem. En ze dansen ook graag, vooral de moeder en de tante.
’s Avonds rijden we weer naar het toeristenpark, daar is een kabelbaan de berg op. Maar die is helaas gesloten op No Ruz. Dan maar naar een winkel waar je de lokale specialiteiten kan proeven. Als afsluiter gaan we naar een coffeeshop waar iedereen waterpijp rookt, thee drinkt en heel enthousiast meeklapt en zingt met de live muziek. Iedereen danst een beetje vanop zijn stoel. Meer mag niet, dat is verboden. Maar de ambiance is geweldig en dat allemaal zonder alcohol.
Ik mag nog een dagje langer bij de familie blijven. Ze willen graag dat ik meega naar Kalardasht, in de bergen. We ontbijten laat, zijn weer wat later op pad en het verkeer is naar goede gewoonte heel traag. We rijden de bergen in en we zien helemaal niks meer, alleen maar mist.
Onderweg leer ik tot 10 tellen in Farsi en de cijfers lezen. Ik oefen op de nummerplaten en ben er snel mee weg. We stoppen nog om thee te drinken, in een vrolijk gekleurd hutje met een kachel en een zitplateau met tapijt, buiten hangen overal gekleurde lichtjes en de mist maakt het allemaal heel feeëriek.
Rond 16u30 komen we aan in Kalardasht en gaan we naar het gezin waar Elmira woonde toen ze hier studeerde. De ontvangst is weeral hartelijk. Er wordt gebak en thee bovengehaald, wat later moeten we weer eten en deze keer komt er ook zelfgestookte alcohol aan te pas. Straf spul.
Alcohol is hier verboden, maar alles wat verboden is, is aantrekkelijk, dus ergens kan je het wel krijgen. De hele avond lopen er hier mensen binnen en buiten om het gezin een ‘gelukkig no ruz’ te wensen. Iedereen krijgt noten, vers fruit en thee aangeboden.
Rond 21u30 gaat de hele familie ‘aan tafel’. Er wordt een groot plastieken tafelkleed uitgespreid en iedereen gaat daar rond zitten. We eten mirza kasemi, een heerlijk prutje van gegrilde aubergines, look en tomaten. Uiteraard met rijst, die onderaan een krokant korstje heeft. Het is heerlijk.
Omdat mijn nek en schouders helemaal stijf zijn, wil de gastheer (die al een beetje dronken is) mij een Iraanse massage geven. Ik stem toe, een beetje terughoudend. Ik ga op mijn buik liggen en hij gaat op mijn bovenbenen staan terwijl hij mijn voeten vastneemt. Daarna mijn handen en allerlei stretch-achtige dingen doet. Tenslotte kraakt hij mijn ruggengraat en ik voel mijn wervels zich weer netjes in lijn zetten. Deze vreemde massage doet me wonderwel deugd.
Iedereen gaat weer laat slapen. Omdat ik gisteren een eigen kamer had en anderen op de grond moesten slapen, bied ik aan om deze keer op de grond te liggen. Dat is in de living, dus ik ga als laatste mee slapen.
Na een laat ontbijt en wat gelanterfant, vertelt Elmira me dat ze niet terug naar het huis rijden omdat dat een grote omweg is. Ze wil dat ik een taxi neem.
Dat is niet wat ik verwacht had, maar goed, ik pas me aan. Een vriend van de familie komt me ophalen en de mama van Elmira staat erop om de taxi te betalen. Geen discussie. Na 1,5u staan we weer aan het huis. Ik kleed me om, krijg van de eigenaar nog wat eten mee en ga op weg.
Ik fiets langs de drukke baan langs de Kaspische zee die ik af en toe te zien krijg. Gelukkig is er wel voldoende pechstrook om op te fietsen. Het gaat goed vooruit want ik heb de wind in de rug en het is plat.
Onderweg stop ik in de Kentucky Fried Chicken om iets te eten. Ja, dat hebben ze hier.
Ik bestel, betaal en als ik aan mijn tafeltje ga zitten, komt de eigenaar mijn geld terug brengen. Zelfs hier mag ik niet betalen, ik ben zijn gast. Weeral, geen discussie.
Rond 17u kom ik aan in Khoramabad. Ik probeer mijn warmshowers host van vanavond te bereiken, maar dat lukt niet. Dan ga ik maar een theetje drinken naast de moskee.
Mijn gastheer blijkt in het bos aan het picknicken te zijn. Hij vraagt om nog een stukje verder te rijden, en dan haalt hij me op. Zo gezegd, zo gedaan.
We zetten eerst Barry af aan het huis en rijden dan de bergen in. Het is ondertussen al donker en vooral ook koud. Maar daar schijnen die Iraniërs geen last van te hebben, overal zitten mensen te picknicken. Ik word weeral hartelijk ontvangen, moet gaan zitten en thee drinken en eten.
Na een uurtje wordt de boel opgeruimd en vertrekken we. Ik word in een auto geprangd op de achterbank. We zitten met 6 volwassenen en 1 kind in de auto en we rijden een hele tijd rond. Geen idee naar wat we op zoek zijn, maar na een uur staan we aan het huis van Salim zonder iets gevonden te hebben. Heel raar.
Salim woont hier alleen, maar vanavond blijft iedereen hier slapen. Het wordt later en later… en ik ben zo moe. Om 1u beginnen ze nog te koken, want er moet weer gegeten worden. Ik vraag beleefd of ik mag gaan slapen en ze komen allemaal kijken hoe ik mijn matras opblaas. Ze willen er ook allemaal eens op gaan liggen en ze knikken goedkeurend bij zoveel zachtheid.
Iedereen is laat gaan slapen en is dus ook laat wakker. Ik zit een beetje te wachten tot ik kan vertrekken. Maar er wordt van mij verwacht dat ik nog mee ontbijt. Dat is pas om 12u afgelopen.
Ik ben een beetje ongeduldig dat ik zo laat kan vertrekken want ik moet nog 80 km fietsen.
Als ik eindelijk vertrek ben ik een beetje opgefokt en dat heeft zijn effect op de mensen die ‘iets’ willen van mij. Ik sla elke aanvraag om een foto te nemen af, wil niet stoppen om eten aan te nemen… Ik ben niet goed bezig. Na 20 km stop ik even aan de zee en ga wat stoom aflaten op het kiezelstrand. Ik moet deze negativiteit ombuigen, want hier is niemand mee geholpen.
Als ik weer begin te fietsen, voel ik me een pak beter. Helaas begint het net dan te regenen. Voor mij stopt een auto met een caravan, de eerste caravan die ik hier zie, en het is een speciale. Blijkt dat de man die zelfgemaakt heeft en er een handel in wil beginnen. Je kan er offroad mee rijden. Ik geraak aan de praat met het koppel in de auto en ze vinden het geweldig dat ik dit doe.
De vrouw fietst zelf ook, doet aan bergbeklimmen en gaat graag kamperen. Vlak voor ik verder wil rijden, vragen ze of ik misschien een lift wil naar Rudsar. Allright, daar zeg ik niet nee tegen. De weg is nl. heel druk, er is niks te zien en het regent.
Barry gaat in de caravan en ik op de achterbank. Als we in Rudsar aankomen staat Medhi (warmshowers host) me al op te wachten. We rijden naar het huis van de vader van Mehdi en wachten daar op Ashley, een Australische tourfietser. Als het al donker is rijden we samen naar ‘het einde van de wereld’ zoals Mehdi het zelf noemt. Hij woont in een huisje zonder elektriciteit, gas of tv. De houtkachel en de olielampen gaan aan, en we hebben een heel gezellige avond samen.
We slapen lang, het regent en er gaat vandaag niet gefietst worden. Eigenlijk wordt er bijzonder weinig gedaan vandaag. Er komen vrienden en familie op bezoek. Ze hebben vodka bij en om 14u gaat de fles al open. Daar hoort natuurlijk ook eten bij en de namiddag gaat voorbij met eten en drinken.
’s Avonds halen we toch nog even een frisse neus door naar de Kaspische zee te wandelen. We komen langs een zwaar vervuilde rivier. Echt heel erg om te zien. Alles gooien ze hier in het water: autobanden, schoenen, lampen, plastic flessen,… Mijn hart bloedt als ik dit zie.
’s Avonds zitten we weer met z’n drietjes bij de olielamp te babbelen en verhalen uit te wisselen. Het is als kamperen, maar dan binnenshuis.
Vanmorgen krijg ik een lift naar de bushalte 10 km verderop. Gelukkig maar, want ik blijk een platte band te hebben. Barry gaat onder in de bus (gratis) en ik hobbel in 7u naar Teheran voor ongeveer 5 euro.
Het busstation in Teheran is zo groot, dat ik moeite heb om de uitgang te vinden. Ik heb afgesproken met Ali. Hij stond erop dat hij mij zou komen afhalen. Met die platte band en de regen is dat welgekomen. Het voelt een beetje alsof ik een oude vriend terugzie.
Ik vind dat heel prettig om ergens terug te komen, waar ik al eerder was. Als je reist, zie je elke dag nieuwe dingen, alles is nieuw en je krijgt de hele tijd nieuwe indrukken. Dat is soms heel vermoeiend. En als je dan de groentenwinkel ziet waar je al eerder was en de falafelzaak en de bakker, dan is dat een beetje als thuis komen.
Ali ontvangt me weer met open armen.
We gaan een ijsje eten (’t is amper 10 graden en druilerig weer, maar ijs eten ze hier altijd). Een coupe met vanille-ijs, verse banaan, pistachenoten, walnoten en honing. Heel lekker. Van de eigenaar krijg ik een hele doos dadels cadeau. Ik voel me precies een beroemdheid die de hele tijd dingen krijgt van haar fans. En betalen? Ho maar, niks van.
Ik blijf me verbazen over de generositeit van de Iraniërs.
Vandaag is Barry-dag. Hij wordt gewassen, zijn achterband wordt geplakt en de buitenband wordt vervangen door mijn reserveband. Met zijn voorste wiel is ook iets mis, er zit speling op de naaf, dus het wiel gaat mee met Ali en mij op de brommer.
Er is een hele buurt met allemaal fietsenwinkels. Al zijn er wel wat gesloten omwille van de feestdagen. We komen terecht bij een man die de fietsen op straat repareert. Hij heeft al snel door wat er mis is met het wiel: te veel vuiligheid in de lagers.
Ik wil ook graag een nieuwe buitenband voor het voorste wiel, maar ik vind niks fatsoenlijks in de omliggende winkels. Ik besluit de oude band er maar weer op te leggen. Om de binnenband wat steviger te maken, knipt de fietsenmaker een andere binnenband doormidden en legt die rond de eigenlijke band. Al lachend zegt hij: een chador voor de binnenband. Heel leuk gevonden, maar ik vind het toch maar iets vreemds. Ik zal het proberen, maar zo gauw ik problemen ondervind, gaat hij er af.
’s Avonds kook ik (nog maar eens) mijn vegetarische pasta die Ali blijkbaar heel lekker vindt.
Ik moet stilaan gaan beslissen of ik door Turkmenistan wil fietsen of niet. Want dat zal de rest van mijn verblijf in Iran beïnvloeden. Vooral de visumprocedure. Ik besluit die avond er voor te gaan.
Ik kan een transitvisum voor Turkmenistan krijgen voor 5 dagen. Dat betekent in 5 dagen, 500 km fietsen.
Ik zal de aanvraag doen, zodra ik mijn visum voor Oezbekistan heb (daar zit ik nu op te wachten). Daarna ga ik met de bus naar Esfahan en Yazd (zonder Barry), pik mijn Turkmenistan visa op en rep me naar de grens in Masshad. Dat is het plan. Hopelijk werkt het ook.
Het is lente in Teheran, de zon schijnt, het is zo’n 19 graden en de mensen flaneren op straat. Ik besluit ook een wandeling te maken. Ik neem de bus en de metro. Beide hebben een aparte ruimte voor vrouwen. In de bus is dat vooraan, in de metro is er een speciaal stel vooraan en achteraan.
Ik ga naar de voormalige Amerikaanse ambassade. Een belangrijke plek in de geschiedenis van Iran met Amerika. Bij de meeste gekend als de plek waar in 1979 (tijdens de revolutie) 52 diplomaten, 444 dagen gegijzeld werden. (zie de film Argo)
Vandaag de dag is het een ommuurd bastion met prikkeldraad afgezet. Achter het traliewerk zie je veel anti-Amerikaanse propaganda, zoals een poster van Obama met baard en de slogan terrorist. Op de muren staan spreuken in het Farsi die waarschijnlijk hetzelfde betekenen.
Het is verboden om hier foto’s te nemen (al staat dat nergens aangeduid), je kan er voor opgepakt worden. Ik ken iemand die dat overkomen is. Enfin, het is té verleidelijk om het niet te proberen. (ik weet het, soms zoek ik het gewoon) Maar er gebeurt niks. Ik ben heel discreet geweest, met mijn gsm.
Vanaf hier wandel ik naar het zuiden, langs het mooie museum voor glaswerk (het gebouw bedoel ik), langs een park met enkele foodtrucks (ja, ze zijn hier helemaal mee) naar het grote Park-e Shahr. Veel volk op de been met dit mooie weer. Ik hang er wat rond, bereid mijn trip naar Turkmenistan wat voor (het internet werk hier verbazingwekkend goed) en ga tegen dat het donker wordt weer naar het appartement.
In de metro neem ik een foto van de gescheiden compartimenten, maar dat is niet naar de zin van een Iraanse dame. Ze wil dat ik de foto wis, wat ik natuurlijk doe. Ze weet alleen niet dat ik er 2 genomen heb…
Vandaag staan we vroeg op want Ali en ik gaan wandelen in de bergen rond Teheran. En daar heb ik wel zin in. Elke dag zie ik die gigantische vierduizenders op de achtergrond, compleet met sneeuw. Ze zorgen ervoor dat ik de skyline van Teheran een van de mooiste ter wereld vind. De combinatie van gebouwen en natuur, perfect.
Rond 7u30 zijn we in Darake en we zijn niet de enige met dit idee. Ik dacht dat het wel heel vroeg was om te gaan wandelen (Ali moet in de namiddag gaan werken), maar het loopt hier al vol dagjestoeristen. Ze zeulen allemaal een picknickmand en tapijt de berg op.
We lopen langs een rivier en overal zijn er weer drankstalletjes, winkeltjes en restaurants waar je buiten op een zitplateau kan eten. We ontbijten halfweg en lopen verder tot zo’n 2000 meter. De bergen zijn vele tinten bruin en torenen hoog boven ons uit.
We passeren een man die de kamanche bespeelt, een soort rechtopstaande viool. Hij zit hier 6 dagen van de 7 en de 7e dag geeft hij les in de stad. We luisteren, hij speelt, iemand begint te zingen… Het past allemaal perfect bij de omgeving.
Rond de middag rijden we weer naar het appartement. Ali gaat werken en ik ga in het zonnetje buiten zitten. Tegen de avond komt Ashley toe, de Australische fietser met wie ik ook in Rudsar was. Het is fijn om weer eens vlot Engels te kunnen spreken.
Gisteren belde Ali met de Oezbeekse ambassade en mijn visum is klaar. Vandaag mogen we het afhalen. Ik wil er op tijd zijn, zodat ik ook nog langs de Turkmeense ambassade kan om mijn aanvraag in te dienen. Ze werken hier alleen tussen 9u en 11u.
We vertrekken om 8u30, het verkeer is heel rustig tijdens No Ruz. Maar dankzij mijn stomme kop, nemen we een verkeerde afrit en rijden wel 40 minuten om. We zijn pas om 10u bij de ambassade. Meestal is het lang wachten maar er is niemand. (merci No Ruz!). 75 dollar en 10 minuten later heb ik mijn visum voor een maand.
We reppen ons naar een kopiecenter want ik heb een kopie nodig van het Oezbeeks en het Iraans visum. Nergens iets open. Maar er duikt altijd wel iemand op die kan helpen. Een man opent zijn kantoor en maakt de nodige kopies. We mogen zelfs niks betalen.
Bij de Turkmeense ambassade zijn alle luiken gesloten. We kloppen, maar er gebeurt niks. We zijn nochtans op tijd. We bellen aan, en 5 minuten later komt er iemand aan het raam. Ze zijn nogal afstandelijk maar wel correct. Ik vul mijn aanvraag voor een transitvisum in, voeg alle nodige papieren toe en klop weer op de luiken. Het duurt weer even voor er iemand komt, maar alles is in orde. Nu moet ik 10 dagen wachten en dan weet ik of ik toegelaten word. (als je meer wil weten over de visa voor deze landen kan je terecht op de website www.caravanistan.com. Heel correct en up to date)
In de namiddag gaat Ali weer werken en Ashley en ik gaan de stad in. Ik dacht dat ik misschien niet zo veel beziens zou hebben met een man aan mijn zijde, maar niks is minder waar. We blijven overal opvallen. Ashley heeft een nieuwe mp3-speler nodig en ik een nieuwe hoofdlamp. De mijne is, denk ik, ergens in Myanmar achtergebleven.
We vinden wat we nodig hebben, dankzij de hulp van vele vriendelijke Iraniërs. Het leuke aan deze stad vind ik, dat dezelfde winkels allemaal in elkaars buurt liggen. Er is een kwartier met electronica, dus je kan van de ene winkel naar de andere hoppen om prijzen te vergelijken. En dan is er een kwartier met allemaal bergsportwinkels. Ik vind een lampje van Chinese makelij, maar wat later in een andere winkel ook enkele van het merk petzl. Als je dus even zoekt, vind je hier alles.
’s Avonds koken we een lekker potje en kijken een film. Ik besluit ook mijn eerder gemaakt plan te laten varen en toch te gaan fietsen. Dat betekent dat ik maar 1 stad ga bekijken (Esfahan) en daar een rondje ga fietsen. Ik heb gewoon geen zin om Barry achter te laten en 10 dagen niet te fietsen.
En die steden kan ik later altijd nog eens komen bezoeken.
Na het ontbijt brengt Ali me naar het busstation. Het is niet zo ver, maar met de ingewikkelde straatpatronen hier, is het beter om me te laten brengen.
Hij regelt een ticket en hij regelt ook dat ik niet hoef bij te betalen voor de fiets. Iemand als Ali is onbetaalbaar. Een local die de regels kent, en kan communiceren… goud waard!
Ik stap op de VIP-bus (veel beenruimte, stoel die achteruit kan en voetenbankje) en 7u later sta ik in Esfahan. Ik heb via couchsurfing een slaapplaats geregeld. De eerste keer dat ik dit gebruik. We hebben een beetje moeite om elkaar te vinden, maar het lukt.
Atefeh heeft haar hele gezin meegebracht: moeder Zahra en zus Ala, en ook een nonkel voor het zware tilwerk. Barry wordt weer in een kofferbak geduwd en weg zijn we.
We rijden naar het theehuis van Sara. Zij is een fietsster die me vandaag liet weten dat ze me vanavond perse wil hosten. Ik vind dat ze dat onder elkaar maar moeten uitzoeken, vandaar dat we naar het cafe gaan. Ze komen tot de overeenkomst dat ik vanavond bij Sara slaap en de 2 andere nachten bij de familie.
Barry verhuist naar een andere kofferbak en ik blijf tot het cafe gesloten is. Ik ontmoet nog wat avontuurlijke vrienden van Sara en tegen 23u gaan we naar huis.
Weer een huis met allemaal vrouwen: grootmoeder, moeder, zus en Sara. Om 0u wordt er nog gegeten en daarna gaan we allemaal slapen.
Na het ontbijt fietsen Sara en ik weer naar haar theehuis. We rijden nog langs een fietsenwinkel om te zien of ze hier goede banden hebben, maar hij is gesloten. Het weekend valt hier op vrijdag en zaterdag.
’s Middags ontmoet ik de familie van Atefeh weer, deze keer met een andere nonkel, voor het geval er iets zwaars getild moet worden. Ze nemen me mee naar het meest bekende plein van Esfahan: Naqs-e Jahan. Het is het 2e grootste plein ter wereld (na Tiananmen). Het is zo’n 500 jaar oud en er is weinig veranderd sindsdien. We bezoeken een van de moskeeën, die met de beige koepel. Meestal is de koepel blauw, maar deze staat blijkbaar symbool voor de borst van de vrouw van de shah. Dat zal de regering vandaag de dag wel met klem ontkennen.
De moskee zelf is prachtig vanbinnen.
Weer buiten zetten we ons in het gras om noten en pitten te eten. Dat doen ze hier altijd en overal. Pompoenpitten zijn het moeilijkst om te eten. Ze zitten nog in hun jasje en je moet ze heel precies doormidden bijten om bij de pit te komen. ’t Is een prullenwerk. Verder zijn er altijd pistachenoten en amandelen, soms cashewnoten of dadels en vijgen.
We wandelen nog wat rond op het autoloze plein. Er staat een lange wachtrij bij de paarden met koets, die maken een rondje over het plein en de Iraniërs vinden dat geweldig. We eten een ijsje en gaan dan naar de bazaar. Eeuwenoud, geregeerd door mannen en van een grote invloed op de gemeenschap.
We komen terecht in een winkeltje waar ze nog met de hand stof bedrukken. Ze doen het met natuurlijk kleurstoffen en stempels. Het is een precies werkje. Ik krijg een demonstratie. Er hangen ook allemaal foto’s van bekende politici die hier gepasseerd zijn. Ook een paar Belgen.
We gaan ook nog op zoek naar een nieuwe sluiting voor een van mijn Ortlieb tassen en we vinden het, wonderwel.
Met de auto rijden we naar een bekende brug. In de 5 minuten dat wij op de brug staan, heeft de moeder alweer een tapijt uitgerold, thee klaargezet, fruit uitgepakt en noten en snoep geëtaleerd. Ik eet gaz (=nougat), een lekkernij van Esfahan.
Mijn 3 zusters zijn praktiserende moslims en ze hebben vandaag nog maar 1 keer gebeden. Ze moeten voor zonsondergang nog een keer bidden en ze nemen me mee naar een schrijn/moskee van de neef van Imam Reza. Ik moet een chador om. Met mijn zijde sjaal/hijab blijft die voor geen meter op mijn hoofd zitten. Ik voel me en zie er volslagen belachelijk uit. Gelukkig is het maar voor even.
Binnen bij het schrijn staan er vrouwen te huilen. Zo gaat dat hier bij ‘heiligen’, het maakt niet uit hoe lang ze al dood zijn, er wordt nog altijd hartsgrondig om hen gehuild.
Weer bij Sara pik ik mijn spullen op die daar achtergebleven waren en krijg ik een mooie fietsroute uitgelegd. Beter dan die ik in gedachten had.
We rijden naar het grote huis van de familie Nasr. Beneden is er een sjieke plaats met allemaal stoelen en zetels, netjes overtrokken met plastic zodat niks vuil wordt. Boven wordt er geleefd. Ik kijk een film met Atefeh, er wordt nog meer gegeten en ik praat lang met haar.
Ze is een beetje verliefd op een toerist die hier enkele maanden geleden was. Ze wil graag emigreren naar Duitsland of Noorwegen en trouwen met iemand van daar. Maar als moslima mag ze zelfs geen vreemde man omhelzen voor ze getrouwd is. Ze wil de hele tijd mijn advies, wat ze kan doen om een Europese man aan de haak te slaan. Ik zeg haar dat ik zelf het slechtste voorbeeld ben als het op mannen aan de haak slaan aankomt. Ik wil gewoonweg niet verantwoordelijk gehouden worden voor haar niet-bestaande liefdesleven. Ze is 23 jaar en heeft nog nooit een man gekust. Waar begin je dan?
Ik slaap de klok rond, ik ben blijkbaar een beetje moe. Na het ontbijt lanterfanten we wat tot aan de lunch, waarna we weer wat lanterfanten en rond 16u gaan we de deur uit.
We rijden naar het Ghadir park. De zon schijnt en er zijn heel wat mensen op de been. Er wordt gevolleybald, mensen hebben hun tapijten uitgespreid en er wordt gegeten.
Barry is er deze keer ook bij. De meisjes willen graag nog eens proberen te fietsen. Het is geleden van toen ze 6 waren. Ik leer hen de fiets kennen, evenwicht houden, hoe ze moeten vertrekken, remmen en bochten nemen. Ala is er snel mee weg, maar Atefeh is heel bang om te vallen. Eigenlijk is Barry ook te groot voor hen en de moeder gaat een fiets huren in het park. Als vrouw, mag ze dat niet, maar ze is vindingrijk. Ze heeft de creditcard van haar man bij en ze zoekt een man die lijkt op de foto op de creditcard. Ze vraagt de man om de fiets te gaan huren voor haar. Prettig geregeld.
Op den duur fiets ik het park rond met Ala in mijn kielzog. We moeten nog een keer stoppen als ze dreigt in de goot te belanden. Dat gebeurt net voor het oog van heel wat mensen, en ze komen een praatje slaan. De vader wil graag dat zijn 11-jarige dochter haar Engels oefent met mij. Ze is wat verlegen in het begin, maar ze komt gaandeweg los. En ze spreekt het zeer behoorlijk. Niet veel later worden we uitgenodigd om thee te komen drinken, maar we slaan het af.
Weer op ons eigen tapijt is er wortelsap en baklava, thee en gaz.
Tegen zonsondergang rijden we naar de bekende oude bruggen over de Zayanderod rivier. Meestal staat deze rivier droog, maar sinds gisteren is er weer water beginnen stromen. Waarschijnlijk heeft het te maken met het feit dat er eind deze maand verkiezingen zijn...
Dat water is een evenement dat duizenden mensen willen zien, en het is er dan ook een drukte van jewelste. De bruggen zijn mooi verlicht en het is er over de koppen lopen. We bezoeken de Khadju en de Si-o-Seh brug.
Het is al vrij laat, maar onze uitstap is nog niet gedaan. Er worden broodjes falafel gekocht en we rijden naar de Atasgah-e berg. Bovenop staat een heel oude tempel. Het is een beetje donker om naar boven te gaan dus we spreiden het tapijt uit op de stoep en eten daar onze broodjes op. Met een deken om de schouders is het net te doen qua temperatuur.
Weer thuis, val ik als een blok in slaap.
Voor vertrek krijg ik weer heel wat eten mee: een broodje falafel voor de lunch, fruit, gaz, noten, baklava. Protesteren heeft geen zin, dus ik stop de lekkernijen weg.
De familie wil me graag met de auto naar het zuiden van de stad brengen zodat ik gemakkelijk kan vertrekken. Wederom heeft protesteren geen zin. In de auto geven ze me nog allerlei waarschuwingen mee die ik al duizend keer gehoord heb, maar ik knik beleefd. Ze brengen me verder dan afgesproken, alsof ze me niet willen laten gaan.
Het is fijn om weer aan het fietsen te zijn. De zon schijnt, de weg is vrij druk maar er is voldoende ruimte. De zichten zijn mooi: bergen en vertes in woestijnkleur.
Het is vandaag de laatste dag van No Ruz: Sizdah Bedar, of dag van de natuur. Alle mensen brengen dan een hele dag buiten door en brengen het gras dat ze aan het begin van No Ruz kochten terug naar de natuur. Dat betekent dat er heel wat mensen op de meest onmogelijke plekken aan het picknicken zijn.
Ik word weer eens gestopt door een bende lelijkerds. Ze kennen amper Engels en met de weinige woorden die ze kennen maken ze duidelijk dat ze graag euro’s zouden zien. Ik zeg dat ik er geen heb. Daarna willen ze in mijn stuurtas kijken. Ik vind ze nogal opdringerig en maak dat ik zo snel mogelijk weg kom.
’s Middags stop ik op een soort parking en net als ik aan mijn sinaasappel begin, komt er een man aan die me eten wil geven. Hij vraagt of ik een bord heb. Nee, niet bij. Geen probleem, hij regelt iets. Zijn moeder rommelt wat in de koffer, haalt een grote houten lepel tevoorschijn en opent een dampende pot rijst met linzen. Nog wat gehakt en groenten erbij en ik heb eten. En voor erna, een fles water en kauwgum. Ik blijf me verbazen over hun gastvrijheid.
De weg wordt stilaan wat rustiger en ik neem de tijd om enkele foto’s te nemen. Net als ik daar mee klaar ben, komt er een brommer van de andere kant de weg overgestoken. Er zitten 3 mannen op, louche types. Ik vertrouw ze voor geen haar. Ik zorg ervoor dat mijn mes grijpensklaar zit.
Ze spreken me aan, ik spreek Nederlands terug, ze vragen of ik geen Engels spreek en ik doe alsof ik ze niet begrijp. Ik kijk ze niet aan en negeer ze zo goed mogelijk. Wat later geven ze het op en rijden weer de andere kant op. Oef!
Na 55 km windstil, steekt er ineens een krachtige wind op die me recht in het gezicht blaast. Ik kom nog amper vooruit en ik moet nog 40 km. Ik maak een pitstop in een tankstation en word al gauw omringd door zo’n 20 mensen. Iedereen wil met me op de foto en me vanalles vragen. Er is maar 1 man die Engels spreekt, dus hij voert het woord. Ik moet natuurlijk thee drinken en ze dringen aan dat ik vanavond bij hen kom slapen. Want met die wind kan je toch niet fietsen. Maar hun huis ligt 20 km terug, en dat vind ik geen goed idee. Ik zeg dag en steek de baan weer over.
Daar staat al een volgende auto me op te wachten. Elham, een vrouw van 27 jaar met haar familie. Na de ditjes en datjes vertelt ze me dat ze in Borujen woont en dat ze me graag een lift wil geven, maar er is geen plaats voor de fiets. Maar dat is geen probleem zegt ze. Haar vader stopt een andere auto met mensen uit Borujen en met een ren op het dak, Barry wordt op het dak gehesen en de bagage wordt verdeeld over 2 auto’s. En voor ik iets kan zeggen, zit ik op de achterbank en zijn we weg. Ongelooflijk.
In Borujen stoppen we vlakbij een stand van de Rode halve maan (zoals bij ons het Rode Kruis). Ze delen EHBO kits uit. Ik word ontvangen als een superster en moet handtekeningen zetten en met hen op de foto, terwijl ik een banner vasthoud en de EHBO kit in ontvangst neem. Heel vreemd allemaal.
De fiets wordt weer afgeladen, bagage erop en ik volg de familie naar mijn slaapplek voor vanavond: de oma van Sara. Zij spreekt alleen Farsi dus we verstaan elkaar niet. Maar ik begrijp wel dat ik verondersteld word in haar huis een hoofddoek te dragen. ’s Avonds komt er bezoek en moet ik naar de achterkamer verdwijnen. Blijkbaar zijn er religieuze mannen bij en ik mag niet in contact komen met die mensen. Ze zingen en ik hoor huilen, heel raar allemaal, maar ik ben al lang blij dat ik even wat tijd voor mezelf heb en niet moet converseren.
Als ik afscheid neem van de oma van Sara staan er tranen in haar ogen, ze bidt tot de hemel en kust me op mijn voorhoofd. Bismillah, hoor ik haar een aantal keer zeggen. Moge God me bijstaan.
De straten liggen er nat bij, het heeft flink geregend vannacht, maar de zon komt er alweer door. En er is wind, veel wind, recht in mijn gezicht. Net vertrokken en ik kom al amper vooruit. Misschien ligt dat ook aan het feit dat het lichtjes bergop is. De wind zal me de hele dag gezelschap houden, in mijn nadeel. Ik stomp me vooruit, langs prachtige bergen in vele tinten bruin met daarachter de echt grote joekels in hun sneeuwjasje. Ik neem veel foto’s en trap ongenadig door.
Ik luister naar ‘Oorlogswinter’ van Jan Terlouw op mijn ipod, dat zorgt voor wat afleiding. Tegen de middag heb ik 25 km gedaan. Ik wil graag even uit de wind zitten om mijn broodje falafel op te eten, dus ik draai een schijnbaar verlaten erf op omheind met een muur. Hehe, geen wind, lekker in het zonnetje.
Nog geen 5 minuten later komt er uit een gammel gebouwtje een man die me uitnodigt om thee te komen drinken. Lekker. Het gesprek loopt moeilijk aangezien we elkaars taal niet spreken, maar de thee is warm en de koekjes zoet. Na een half uurtje rij ik weer verder.
In Bodaji koop ik nog een brood, vers uit de oven. Het zijn hier van die platte broden, een soort pizzabodem, heel lekker. Gewapend met nog een paar extra bananen trap ik verder tot aan het Choghakho meer. Het is prachtig gelegen met aan de ene kant de witte bergen en aan de andere kant de bruine rotsen. Ik neem uitgebreid de tijd om foto’s te nemen. De zon begint te zakken en het licht maakt het meer en de bergen nog mooier. Ik heb moeite om hier weg te komen.
Wat zou ik hier graag mijn tent opzetten en morgenvroeg wakker worden met dit zicht. Maar er is niet bepaald een plek om ongezien de tent te zetten en ik slaap toch liever met een gerust hart. Dus ik fiets naar het dorp dat ik aan de overkant zie liggen.
Ik zie de torens van een moskee en ga er recht op af. De eerste man die ik aanspreek blijkt de bewaker van de moskee maar hij spreekt geen woord Engels. Hij laat me binnen, zet de verwarming aan en toont me de badkamer. Er komt nog een andere man bij, en die spreekt toch al 5 woorden Engels. Er is nog enige onduidelijkheid, ze spreken nl. de hele tijd van home. Ik vermoed dat de man wil dat ik bij hem thuis ga slapen. Maar ik vind de man er nogal onverzorgd uitzien en een beetje louche. Hij deed ook al teken dat hij geld wou en ik zei dat ik dat niet heb. Enfin, ik laat me opsluiten in de moskee dan ben ik toch al zeker dat er geen vreemden binnenkomen. Ik was me wat en eet iets en maak het me gemakkelijk.
1,5 uur later komt er een vrouw binnen (ze heeft een sleutel), ze heeft haar 2 zoons mee (22j en 10j). Ze blijkt de vrouw van de bewaker te zijn. Na nog wat misverstanden is het me duidelijk dat ze willen dat ik bij hen thuis kom slapen. Dus Barry wordt weer opgetuigd en ik volg hen naar hun huis. De vrouw is maar een jaar ouder dan ik maar ze ziet er 20 jaar ouder uit. Ze heeft dan ook 6 kinderen… Ik krijg weer te eten en met behulp van een vertaalboekje komen er veel vragen.
Mijn fictieve man
Of ik getrouwd ben? Ik lieg staalhard. Ik heb nl. een trouwring aan. Het is soms veiliger om te zeggen dat je getrouwd bent, als je mijn leeftijd hebt. Dan krijg je tenminste een beetje aanzien, anders beschouwen ze je als mislukt. Dus ja, ik heb een man. Hoe heet hij? Wat doet hij voor werk? Hebben jullie kinderen? Hoe lang zijn jullie getrouwd? Waar is hij nu? Op al deze vragen had ik op voorhand al een antwoord bedacht. Op de vraag of ze een foto mogen zien, ben ik slechter voorbereid. Ik heb nl. nergens een foto van mij met een man bij. Wel van mijn familie en vrienden ed. Maar geen foto van je eigen man, is natuurlijk wel raar. Ik verzin een flauw excuus dat mijn telefoon niet veel geheugen heeft. Maar ze geven niet af.
Heeft hij geen instagram? Euh… ja, antwoord ik stomweg impulsief. (mijn fictieve man is nl. een vriend van mij en die heeft een account, maar die vriend heeft ook een vriendin en de kans bestaat dat op zijn pagina foto’s staan met die vriendin, wat mij als vrouw natuurlijk door de mand laat vallen). Ik begin lichtjes te zweten. Ik neem mijn telefoon en ontdek tot mijn vreugde dat ik geen internet heb. Oef!
Maar één van de zonen biedt me zijn telefoon aan want hij heeft wel verbinding. Shit. Ik kan nog snel verzinnen dat mijn man dat niet graag heeft en dat op zijn pagina geen foto’s van hem staan, en zo ben ik er tijdelijk vanaf. Maar de vragen stoppen helaas niet.
Ik vind het jammer dat deze mensen meer belangstelling hebben voor mijn (fictieve) man dan voor mij. En om mij er eens en voor altijd vanaf te maken, zeg ik dat we ruzie hebben. Dat het momenteel niet zo goed gaat tussen ons. Ze willen weten waarom. Die geven echt niet op, hè! Ik zeg dat dat te persoonlijk is, en kijk een beetje triest. Nu houden ze eindelijk op.
Notitie aan mezelf: als ik volgende keer weer een fictieve man wil ten tonele brengen, moet ik beter voorbereid zijn.
De dag begint met een klim uit het dorp, terug de grote weg op. Wat later sla ik een parallelweg in die heel wat rustiger is. Ik passeer een dorp waar 2 honden me bijna aanvallen, maar ik stop onmiddellijk en zij ook. (beste truuk tegen agressieve honden: stoppen met fietsen)
Het is koud, het heeft gevroren vannacht en hier en daar ligt nog ijs op de plassen. De lucht is helblauw en de zon verwarmt mijn rug. Het doet me denken aan skivakanties.
Ik hobbel over de weg die soms niet meer is dan een paadje en geniet van de immense zichten. Als ik weer op de grote baan kom, volgt er een lange afdaling en kom ik in een volgende prachtige vallei terecht. Groene glooiende weides, daarachter de bruine bergen en daarachter een keten van besneeuwde toppen. Het is perfect.
Terwijl ik op een zeldzaam plekje met goeie verbinding een tijdje met een vriendin bel, stopt er een man in zijn auto. Hij wacht beleefd tot ik gedaan heb met bellen, maar dan kan hij nog lang wachten. Hij komt toch maar naar me toe en gebaart of hij een selfie mag maken. Met de telefoon nog in de hand, sta ik op de foto. Hij bedankt en rijdt weer verder.
Even later, de volgende. Hij komt naast me staan en doet of vraagt niks. Na een tijd bolt hij het toch af en gaat wat verder staan. Als ik eindelijk stop met bellen, is hij weer daar. Hij spreekt enkel Farsi en ik versta er geen snars van. Hij wil precies ook geen foto dus ik vertrek maar weer.
Ik bol tot in Ardal, een middelgroot dorp hier in de bergen. Ik ga een broodje falafel eten en de eigenaar komt ondertussen wat selfies nemen, jaagt schoolkinderen weg bij Barry en geeft me nog wat water om mee te nemen. Betalen? Geen denken aan. Aandringen helpt niet.
Weer buiten merk ik dat mijn fietscomputer weg is. Onmiddellijk denk ik aan de schoolkinderen. Dju toch. Terwijl ik aan de eigenaar probeer uit te leggen wat er gebeurt is, krijg ik een telefoon in de hand geduwd van iemand die Engels met me wil spreken. Ik blijf beleefd, maar merk dat het me toch allemaal wat teveel wordt. Ik wimpel de man aan de telefoon af en wat later komt de eigenaar naar buiten met mijn computertje. Blijkbaar wilde hij me een les leren. Ik moet de computer er altijd afnemen en bij me houden. Ik haal opgelucht adem. Ok, les geleerd. (maar ik kan er maar matig mee lachen)
Ik klim het dorp uit en daal steil af naar de rivier in Behesht Abad waarna ik al even steil weer uit het dal moet klimmen. Ik mag nog 1 keer steil afdalen naar het dorpje Kaj. Het eerste wat ik zie zijn de schapen die rustig hun lot staan af te wachten. Aan haken hangen de karkassen van hun broers en zussen. Naast hen liggen de koppen en ingewanden. Er zijn hier heel veel schapenslachters en het bloed loopt in de goot naar de rivier. Voor ik weer het dal uitklim, hou ik nog een pauze met wat noten en nougat.
Oneerbaar voorstel
Als ik weer begin te klimmen voel ik ineens een hand op mijn gat. Ik stop onmiddellijk en draai me kwaad om. Achter mij staat een schapenhoeder, een jonge man van een jaar of 20. Ik scheld hem de huid vol, in het Nederlands. Hij is duidelijk geschrokken van mijn reactie, maar hij geeft niet op. Hij blijft me volgen (niet moeilijk want het is bergop en ik ga heel traag) en hij probeert nog een aantal keer mij aan te raken. Elke keer word ik kwader en kwader, tot op het punt dat ik er echt genoeg van heb en dreig om de politie te bellen. Ik wil mijn gsm nemen uit mijn stuurtas en op dat moment trekt hij hard aan mijn fiets, zodat die bijna valt.
Nu is de maat vol en ik stop een aantal auto’s die de hele tijd voorbij komen. In één van die auto’s blijkt politie te zitten. Oef. Ze schrijven de jongen zijn gegevens op en laten hem dan gaan. Bij mij verontschuldigen ze zich voor zijn gedrag. Ze vragen of ik verder nog iets nodig heb. Ja, een veilige slaapplaats in Dashtak. Ze gaan er voor zorgen.
Vanaf dat moment krijg ik een politie-escorte, maar dat vlot niet echt. Ze keer stoppen elke keer wat verderop en doen mij dan ook stoppen. Ze zeggen iets in Farsi en doen me dan weer verder rijden. Zo gaat het helemaal niet vooruit.
Op den duur mag Barry dan toch in de achterbak. Ik wil ook instappen, maar word tegengehouden. Ze telefoneren weer een tijdje en dan moet Barry weer uit de kofferbak. Ik snap er niks van maar ben pisnijdig.
Ik moet nog 20 km fietsen, ik ben helemaal overstuur en zij spelen spelletjes. Kwaad fiets ik verder. Na 2 km zijn ze ineens weg en ben ik weer alleen. Mooie escorte!
Ik fiets nog zo’n 10 km alleen en dan duiken ze ineens weer op. Weer stoppen. Nu komt er ook een andere auto bij, iemand van ‘intelligence’ zeggen ze. Daar mag ik wel instappen en Barry ook. Hij brengt ons naar Dashtak en een veilig onderkomen voor de nacht.
Ik kom terecht in een huis met veel vrouwen en kinderen. Ik heb het koud en ze zetten me bij de kachel, ik ben bezweet en ze laten me douchen, ik ben hongerig en ze geven me eten, maar vooral, ik heb weer een veilige slaapplaats.
Om 8u30 zit ik vertrekkensklaar maar eerst moet de politie gebeld worden voor mijn escorte. Ik heb besloten mijn trip verder te zetten zoals gepland. Als ik dan toch geëscorteerd word, dan kan ik evengoed mijn planning volgen.
Het is 9u15 als ze eindelijk opdagen. Ik sta te popelen om te vertrekken want het zal een zware en lange dag worden. Ik moet een bergpas over en veel klimmen. Als ik eindelijk mag vertrekken ben ik dan ook opgelucht.
Ik suis naar beneden, de vallei in met de politie-auto in mijn kielzog. Bij de eerste klim steken ze me voorbij en gaan in de verte op me staan wachten. Het zijn dezelfde agenten als gisteren en ze hebben er duidelijk niet zoveel zin in. Ik probeer hen nog duidelijk te maken dat het een lange dag zal worden, maar dat helpt niet. Ze houden het welgeteld 5 km vol! Escorteren is duidelijk niet hun forte.
Ik mag weer alleen fietsen door de prachtige vallei. Want dat zou je nog vergeten, dat het hier wondermooi is. Dat duurt maar 5 km, dan komt er al een andere escorte aangereden. Deze mannen zijn een pak vriendelijker. Ze bieden onmiddellijk aan om de fiets in de auto te laden, want deze weg is veel te gevaarlijk! Ik sla het aanbod af want ik vind het hier veel te mooi.
Na nog eens een flinke klim, staan ze me weer op te wachten. Ze bieden nog eens aan om de fiets in de auto te steken, deze keer al iets minder vriendelijk. Ik denk aan al het klimwerk dat me nog te wachten staat, het feit dat ik laat vertrokken ben… en ik kapituleer.
Barry gaat bij de politie in de achterbak en ik mag niet in de auto. Ik vraag hen waarom niet, want dat wil ik nu wel eens weten. Ze mogen geen vrouwen meenemen! En de agent maakt een gebaar dat hij gelyncht wordt als hij dat wel doet. Nou, dat willen we niet.
Ze stoppen de eerste de beste auto en ik mag met hem mee, netjes op de achterbank. Eman is een leraar en spreekt een beetje Engels. We rijden verder de bergen in, hoger en hoger. We steken de bergpas over die nog vol sneeuw ligt.
Weer beneden bij de rivier stoppen we. Blijkbaar heeft ook deze escorte er genoeg van en Barry verhuist naar onze auto. We zeggen dag en rijden verder tot in Chelgerd. Daar staat alweer een volgende politie-auto me op te wachten. Ze willen dat ik mee naar het bureau kom, maar ik ben het stilaan beu. Ik wil gewoon naar een hotel en niet weer een uur in een bureau gaan zitten. Ik zeg hen dat ik niks misdaan heb en dus niet met hen meega. Ze volgen me tot aan het hotel, nu weten ze waar ik verblijf, en dat stemt ze tevreden.
De leraar geeft me bij het afscheid nog een brief die hij ter plekke geschreven heeft. Enkel in Farsi en ik ben heel benieuwd naar wat er in staat, maar ik wil hem niet zomaar aan een wildvreemde laten lezen. (Later laat ik hem door Sara vertalen. Hij wenst me een veilige reis verder en hoopt dat ik alleen maar goede mannen zal tegenkomen. Want niet alle mannen zijn slecht. En daar heeft hij gelijk in.)
De rest van de dag breng ik door in het hotel, blij dat ik eindelijk eens wat tijd voor mij alleen heb. Ik ben nu al 3 weken elke avond in een familie en ik ben hen daar enorm dankbaar voor, maar dat betekent ook een hele avond vragen beantwoorden na een dag fietsen. En vaak spreken de mensen geen Engels, dus dan gaat het via een vertaalapp of met handen en voeten. Echt vlot kan je dat niet noemen. Vandaar, deze rust en stilte is welgekomen.
Vanmorgen is er geen politie in de buurt en daar ben ik niet rouwig om.
Het is weer een stralende dag, heldere lucht en lekker fris. Ik laat Chelgerd achter me maar niet zijn bergen. Zoveel te verder ik fiets zoveel te beter wordt het zicht achter me. Ik stop dus regelmatig om eens om te kijken.
Ik lunch langs de kant van de weg in een omgeploegd veld met veel vuilnis, maar er is weinig anders. Ineens zie ik een politie-auto passeren, ze keren weer om en gaan een eindje verderop staan wachten. Die waren mij waarschijnlijk aan het zoeken. De heel verdere dag zullen ze netjes op afstand achter me aan rijden. Ze zeggen niks of steken hun hand niet op. Ik vergeet op den duur dat ze er zijn.
Als ik in Farsan aankom, doet een auto me stoppen. Een man en vrouw vragen me of ik iets moet eten. Nee, ik heb niet echt honger, maar ik zoek wel een plaats om te slapen. Geen probleem, je kan bij ons slapen, volg maar. Waw, dat ging gemakkelijk.
Ik volg hen naar huis, waar ik weer als een prinses ontvangen word. Ik blijf me hierover verbazen. Ze hebben me amper goed bekeken en nodigen me al uit voor de nacht.
Kobra, de vrouw des huizes belt heel haar familie op om uit te pakken met mij. Ik ben een bezienswaardigheid, letterlijk, want gedurende de avond komt de hele familie langs om naar mij te kijken. Haar zus en haar gezin rijdt wel een 1u40 min om mij te zien. Op den duur zitten er wel 20 mannen, vrouwen en kinderen in de woonkamer. Ze nemen foto’s en de kinderen maken tekeningen voor mij en ik vind het allemaal redelijk zot.
De Iraniërs gaan laat naar bed en staan graag laat op. Elke keer ik vroeg wil vertrekken, mislukt dat. Ook nu weer. Er is gisteren afgesproken dat ik vandaag bij de zus van Kobra ga slapen in Falud Shahr, zo’n 100 km van hier. Omdat dat wat ver is om op een dag te rijden in de bergen, zijn we tot het akkoord gekomen dat ik de eerste 30 km een lift krijg van de andere zus.
Ze slapen ook in Farsan en ze zullen er tussen 9u en 10u zijn. Het is uiteindelijk 10u30.
Voor we vertrekken moeten we eerst nog langs een ander familielid. Dat is weer thee drinken en de tijd zien voorbij glijden.
Als we eindelijk vertrekken, moeten we eerst nog langs het politiebureau. Zij willen een kopie van mijn paspoort. We wachten in een lokaaltje op een man die opgeroepen wordt. Als die komt, moeten we weer wachten op een andere man. Ik begin het op mijn heupen te krijgen van al deze tijdverspilling en trommel ostentatief met mijn vingers op mijn stuurtas en zucht hoorbaar. Als de verwachte man er eindelijk is, stelt hij een aantal onnozele vragen met mijn paspoort in de hand: hoe heet jij? van waar ben je? Duh!!
We mogen vertrekken. Na nog een ijsjesstop voor de dochter (waar ik absoluut geen bezwaar tegen heb) zijn we iets na de middag in Shahr-e Kord vanwaar ik begin te fietsen. Het verkeer is hier opmerkelijk drukker dan een paar dagen geleden. Er zijn nog wel bergen, maar niet meer zo indrukwekkend als ervoor. Ik mag nog een geweldig lange afdaling doen en dat maakt al dat klimmen weer goed.
In Fulad Shahr zit de hele familie me alweer op te wachten. Die avond heb ik er 2 schaduwen bij gekregen: de 3 jarige Anna-hid en de 8 jarige Roxanne volgen me overal waar ik ga. Als ik een boek lees, kijken ze over mijn schouder mee. Als ze een tekening maken, moet ik die zeker gezien hebben. (Ik waag me ook aan een zelfportret.)
Alleen op het toilet heb ik even wat privacy.
Het weekend is voorbij (dat valt hier op donderdag en vrijdag) en iedereen moet weer gaan werken of naar school. Dus als ik om 8u30 opsta, blijken de familieleden allemaal al vertrokken. Ze kunnen het dus toch, op tijd opstaan. Net nu ik vandaag eens alle tijd van de wereld heb.
Van de dochter des huizes krijg ik nog een afscheidscadeau: een tafelkleed. Hetzelfde als van in het winkeltje in de bazaar in Esfahan waar ze de stof nog met de hand bedrukken. Kobra had er zo eentje bij haar thuis en ik zei toen hoe mooi ik dat vond. Waarschijnlijk heeft ze dit doorverteld waardoor ik nu zo’n mooi kleed cadeau gekregen heb. De schatten.
Het is maar 35 km tot Esfahan. Zonder politie-escorte (gisteren ook niet) fiets ik met het drukke verkeer mee naar Esfahan. Onder de bruggen staat nog altijd water maar ik hoor dat ze de kraan alweer dichtgedraaid hebben en dat binnenkort de bedding weer droog zal staan. Ik heb dus geluk gehad.
Ik bedenk dat ik gemakkelijk vanavond nog een bus terug naar Teheran kan nemen. Ik ga langs in het cafe van Sara om haar over mijn fietstocht te vertellen. Ik blijf er enkele uren plakken en fiets dan naar het busstation. Ik heb nog maar net mijn ticket gekocht of ik zit al op de bus.
Het is precies middernacht als ik in Teheran aankom. Ali is onderweg van de luchthaven naar huis en ik fiets van de busterminal naar zijn appartement. We zien elkaar voor de 3e keer en het voelt als thuiskomen.
Zondag vandaag en ik slaap lang uit. Ik hang wat rond in het appartement en lees wat over de toekomstige landen. Als Ali thuis komt, heeft hij met de Turkmeense ambassade gebeld. Mijn visum is geweigerd. Ik geloof hem eerst niet, ik denk dat hij een grapje maakt. Zo overtuigd was ik van het krijgen van het visum. Maar blijkbaar toch niet. Ik ben echt teleurgesteld.
Omdat ik hier binnen in het appartement geen internetontvangst heb, ga ik buiten mijn opties eens bekijken.
1. Visum Iran verlengen en van Teheran naar Tashkent vliegen.
2. Visum aanvragen voor Azerbeidzjan en naar Tahskent vliegen vanaf Bakoe.
3. Even naar België vliegen, in een warm bad van familie en vrienden duiken en daarna naar Tashkent vliegen.
Ik beslis vandaag nog niks. Ik wil morgen eerst zelf nog naar de ambassade om het met mijn eigen oren te horen.
Zoals ik al vreesde… ook bij de ambassade melden ze dat mijn visumaanvraag geweigerd werd. Waarom? Dat kunnen ze niet zeggen, en ik heb er het raden naar.
Nu moet ik een keuze maken.
Ik check nog een laatste keer de prijzen van de vluchten naar België en wat blijkt, die zijn ineens spectaculair gedaald. Ik zie het als een teken en boek een vlucht naar huis. Ik breng iedereen op de hoogte want ik vertrek morgen al. Een last minute surprise.
Ik ben natuurlijk een beetje bang over het weer vertrekken na 10 dagen België, maar ik heb ook enorm veel zin om die Pamir te gaan fietsen. En ’t is eigenlijk een luxe, nog ruim 4 maanden vakantie over, maar toch al even de batterijen gaan opladen thuis.
Ali en ik scoren een doos om Barry in te verpakken, ik laat me ook nog verleiden om een tapijtje te kopen en voor de vrienden heb ik een kilo pistachenoten bij en een halve kilo gaz (=nougat). Dat moet volstaan.
Ali en ik moeten Barry flink demonteren om hem in de doos te krijgen. Ik vloek een beetje want ik moet hem natuurlijk nadien weer in elkaar puzzelen. We gaan nog even rusten voor we rond 2u naar de luchthaven vertrekken. Ik neem afscheid van Ali, die zo veel voor mij gedaan heeft… hij is goud waard en ik ben hem eeuwig dankbaar.
De check-in loopt vlot, ik krijg een exit-stempel naast mijn visum en ik stap op de vlieger. Het eerste wat ik doe… is mijn hoofddoek weer afgooien. Aaahhh.