De stad
De lange reis hierheen was een noodzakelijk kwaad dat ik snel te boven was.
Als je maar geradbraakt genoeg bent, dan slaap je ’s nachts wel door.
Christchurch is een niet al te grote stad waar vooral de littekens van de laatste aardbeving nog heel zichtbaar zijn: gestutte huizen, halve gebouwen en gelukkig ook al wat nieuwbouw. Verder een gezellig ding waar mijn tijd vooral uitgaat naar inkopen doen voor de trip.
De natuur
Vrijdag de 30e kan ik er dan eindelijk aan beginnen. Een busje brengt Barry en mij naar het centrum van de Zuidelijke Alpen: Lake Tekapo. (Uitgesproken als: TIE-ka-po) Een meer zo blauw als blauw blauw kan zijn, omringd met heerlijke bergen al dan niet met sneeuw bedekt. Alles is wijds en groot and I love it.
Van hieraf fiets ik langs een kanaal waar enkel fietsers of wandelaars mogen komen. Ik ben hier alleen en moet meerdere keren stoppen omdat ik niet over de schoonheid heen kan. Ik heb ondertussen al heel wat mooie dingen mogen aanschouwen in mijn leven, maar dit hier is zeker een specialleke.
De mensen
En dan heb ik nog niks verteld over de geweldige mensen die ik mocht ontmoeten. Max, een fitte 80plusser aan wie ik de weg vraag in Tekapo, nodigt me uit om koffie te komen drinken. No can do, sorry, al laat op de dag, net vertrokken en ik sta te popelen. "Maar mijn vrouw maakt zo lekkere nougat..." Ik blijf hardvochtig weigeren. Maar dat is zonder Max zijn doorzettingsvermogen gerekend. 20 km verder op mijn weg kruist het kanaal de highway en wie staat daar te wachten met vrouw en nougat... Indeed! En ik moet zeggen, Margaret kan geweldig lekkere nougat maken. En dat is maar een van de vele ontmoetingen.
Zonneschijn
Ik fiets de eerste dagen het grootste deel van de Alps 2 Ocean trail.
Met een sidetrip naar Mount Cook, de hoogste berg van Nieuw-Zeeland. En ik heb geluk want hij laat zich de drie dagen dat ik er ben van zijn mooiste kant zien, geen wolkje aan de lucht, en dat is best bijzonder.
Hier zie ik de All Blacks om 5u ’s morgens wereldkampioen rugby worden (heel NZ uit zijn dak!). Later die dag ga ik kajakken op een gletsjermeer tussen de ijsschotsen (die ettelijke duizenden jaren oud zijn want ze komen recht van de gletsjer af, spijtig dat hij daar voor moet smelten natuurlijk).
Tergende wind
Die avond en volgende dag maak ik kennis met de gevreesde wind in Nieuw-Zeeland. Ik zie het maar als een spelletje, kwestie van er niet onderdoor te gaan. Dan weer recht in mijn gezicht, dan in mijn rug, dan weer zacht, dan weer hard... Er is geen touw aan vast te knopen. Soms blaast hij zo hard dat ik ineens stilsta en wacht ik tot hij van gedachten verandert.
Maar het kan ook pure fun zijn: lichtjes bergaf, wind in de rug en tegen 30 per uur sjezen.
Regen
Maar de pret blijft niet duren, er is regen voorspeld en ik heb regen gekregen. Net op de dag dat ik de Lindis pas over moet. Het is bovendien berekoud. Muziek in de oren en gaan! 100 km lang verstand op nul (en 1x in vechtmodus wanneer ik aangevallen word door een ekster).
De volgende dag laat ik me stevig verwennen in het guest house bij Marj: sauna, whirlpool en massagestoel. De boog etc...
Vanaf hier fiets ik in 2 dagen de Otago Central Rail Trail Een oude spoorweg die ze omgevormd hebben tot fietsweg, wij kennen dat wel. Heerlijk rustig, bijna geen toeristen, prachtige omgeving, soms een zeer gat van al die gravelwegen en bruggen die zo hobbelig zijn dat ik blij ben dat mijn bagage er niet afvliegt (toch 1x gebeurd, eigen schuld).
In Pukerangi kan ik niet meer verder fietsen en daar neem ik de trein door de Taieri gorge. Hoort bij de top 10 van mooiste treinreizen en ik kan het geloven. Eindbestemming: Dunedin (uitgesproken: de-NIE-din).
Daar verblijf ik 2 dagen in een vergane-glorie-hotel. De boog etc...
Ik bezoek de Cadbury chocoladefabriek, de steilste straat van de wereld en de albatrossen op het schiereiland. Ze waren helaas niet thuis.
Pech
Ik fiets 4 dagen door de Catlins. Ik had verwacht heel wat zeedieren te zien. Maar helaas: geen pinguïns, geen dolfijnen. Wel nog wat zeehonden, zeeleeuwen en honderdduizenden vogels, schapen en koeien. Daar hebben ze er hier genoeg van.
Beetje sterven
Er was regen en wind voorspeld. Die heb ik gekregen. De 2e dag heb ik 67 km afgelegd en ik heb voor elke kilometer hard mogen vechten. Wind op kop, de hele tijd, gecombineerd met de occasionele beklimming en regenbui (het ene moment scheen de zon, en als ik de bocht om kwam regende het ineens, het werd een uitdaging in hoe snel ik mijn regenpak kon aantrekken - op den duur ging dat als niks).
Ik ben die dag 3 keer gestorven. De laatste keer zat ik langs de kant van de weg in het natte gras (te moe om mijn stoeltje te nemen) en ik wou alleen maar slapen. Maar dat is nogal onhandig naast een highway, dus at ik nog maar wat noten en een banaan, veegde wat tranen weg en ging de laatste 30 km van die dag tegemoet. Ja, je komt jezelf tegen op zo'n trip.
Beloning
Maar geen compassie, want er volgt altijd een beloning. Hoe groot of hoe klein ook. Die dag sliep ik gratis, kookte in de toiletten (voor de geïnteresseerden: fishsticks met puree en een soortement tartaar) want daar zat ik uit de wind. 's Nachts regende het heel hard maar de volgende morgen scheen de zon (de wind was er nog wel) en had ik weer nieuwe moed gevonden om er tegenaan te gaan.
Gemakkelijk
Ik heb in een poppenhuis mogen slapen in Invercargill.
Letterlijk, het speelhuisje in de tuin van de dochter des huizes toen ze klein was. Ik vond het geweldig.
Ik heb de bus genomen naar Te Anau (uitgesproken als het Italiaanse: ti amo, maar dan met een n). Barry ging er volgens mij niet meer bij, maar de buschauffeur dacht daar anders over en iedereen was gelukkig.
Ik ben naar Milford Sound geweest, een daguitstap -met de bus- en ik was (weer) blij want het regende dat het goot. Blij dat ik niet op mijn fiets zat, iets minder blij dat ik daardoor heel wat van de schoonheid gemist heb, maar des te meer mysterie!
Adembenemend
En toen heb ik 2 dagen door een sprookje gereden. Er is hier heel wat van de Lord of the Rings opgenomen en dat merk je. Alles lijkt wel uit een film te komen. 2 heerlijke dagen met ongelooflijke landschappen, meren, valleien en sneeuwbetopte bergen...
In stijl aangekomen in Queenstown (met een stoomschip uit 1912!) en dan ineens maar gaan bungee springen. Want dat hoort zo in het stadje waar dit is uitgevonden in 1988 - gesprongen van de originele Kawarau brug, 43 m.
Uitdaging
Ik ga nog 1 fysieke uitdaging aan: met Barry over de Crown Range (1076 m). De hoogste geasfalteerde weg in Nieuw Zeeland. Het is stevig klimmen, soms zo steil dat ik bijna stilsta. Maar eenmaal boven kan ik helemaal tot in Queenstown kijken waar ik 40 km eerder vertrok.
Ik blijf enkele dagen in het heerlijke Wanaka. Ik maak een uitstap met Barry, zonder bagage naar Makarora, ik fiets naar Diamond Lake en beklim Rocky Mountain (te voet) en ik geniet van een frisse pint en lekkere pizza.
Ik neem de bus terug naar Christchurch om van daaruit nog 1 ding van mijn lijstje te kunnen schrappen: zwemmen met dolfijnen. Ik ga daarvoor naar Kaikoura. Een serene en grappige ervaring die ik niet snel zal vergeten.
Doordat er in Nederland een trein door een rood stoplicht gereden is, zijn er ineens geen treinen meer naar de luchthaven. Rose biedt aan om met haar auto te gaan. We slagen er net in om alle bagage, fiets en fietsdoos in haar auto te proppen. Het verkeer naar Zaventem loopt gelukkig wel vlot en ik kom net op tijd aan de balie van Emirates. Ik heb 3 kilo overgewicht, maar de dame aan de check-in zegt er gelukkig niks van. Het was niet makkelijk om onder 30 kilo te blijven. Barry weegt 18 kg, de doos 5 kg en dan is er maar een luttele 7 kg meer over. Mijn handbagage weegt 10 kg. Ik kom net op tijd aan de vlieger aan. Wat een stressvol begin van deze reis.
Vliegen, vliegen en nog eens vliegen. Brussel - Dubai; Dubai - Bangkok; Bangkok - Sydney; Sydney - Christchurch. Ik ben zo’n 40 uur onderweg. Mijn maag ligt overhoop, mijn ogen zijn uitgedroogd en mijn benen zijn opgezwollen.
Tegen dat ik in Christchurch aankom weet ik niet meer wat boven of onder is, dag of nacht. Ik pik in op het ritme van Nieuw Zeeland. 15u30 lokale tijd.
Na de paspoortcontrole zie ik al mijn bagage al klaarstaan naast de band. Ik begin verwoed uit te pakken en Barry weer in elkaar te knutselen. Als ik daar bijna mee klaar ben, komt een boze douaneman op me af. Ik mag de fiets hier niet in elkaar steken. Dat mag ik pas doen na de securitycheck. Ze zijn hier erg streng op hygiëne. Er mag zeker geen vuil ergens aanhangen. Mijn schoenen zouden properder kunnen, maar al de rest is clear to go. Ik zet mijn helm op, bereid me mentaal voor om links te rijden en duik het drukke verkeer in op weg naar het centrum van Christchurch.
Ik begin de volgende dag met een wandeling in de botanische tuin. Ik zie de meest vreemd geschapen bomen. Indrukwekkende kanjers. De rest van de dag ga ik winkelen. Ik heb heel wat moeten thuis laten omwille van de beperking van de bagage, dus ga ik op zoek naar alles wat ik nog nodig heb. In de i-site (VVV) koop ik een busticket om morgen naar Tekapo te gaan.
Een kleine bus brengt me naar Lake Tekapo. Barry hangt vastgemaakt op een fietsendrager achter de bus. Tegen de middag zie ik het fotogenieke meer glinsteren met op de achtergrond de bergen. Iedereen bezoekt hier de Church of the Good Shepherd Een lieflijk kerkje met het mooiste uitzicht. Mocht je ooit een huwelijk(saanzoek) plannen…
Na een ontmoeting met behulpzame Max ga ik eindelijk op weg. Ik fiets langs het Tekapo kanaal. Het is hier machtig mooi. Verre zichten op de machtige bergen, een helderblauwe strook van water die door het landschap slingert en daarnaast rij ik, vrijwel alleen. Hier mogen geen auto’s komen. De weg is afgesloten met grote hekken. Er is wel een poortje voorzien voor wandelaars en fietsers. Dat is zo smal dat ik telkens de achterste zakken van mijn fiets moet halen. Maar dat doe ik met plezier in ruil voor de rust die ik er voor terug krijg.
Na een flinke afdaling kom ik aan het volgende meer: Lake Pukaki. Aan de kop ligt Mt Cook, de hoogste berg van Nieuw-Zeeland (3724 m). Vandaag hangen er wolken rond.
Ik volg het meer via het Alps 2 Ocean fietspad Zo hoef ik de drukke baan niet op. Na het meer gaat het landschap over in een zanderige vlakte. Een mountainbike zou hier niet slecht zijn, maar al hobbelend en bobbelend kom ik ook aan in Twizel. Ik ga naar de camping aan het meer, net buiten het dorp.
Het heeft gevroren vannacht en er staat ijs op de tent. Ik trek vele laagjes kleren aan en ga op weg naar Mt Cook.
Gisteren lag hij nog met zijn hoofd in de wolken, vandaag laat hij zich in volle glorie zien. Mooier kan volgens mij niet. Het is nog vroeg in de ochtend en ik heb de hele weg voor mij alleen. Ik rij zo’n 13 km terug zodat ik weer aan Lake Pukaki kom. Vanaf hier is het nog zo’n 45 km tot in Mt Cook Village.
Ik fiets de hele tijd op en neer langs het meer. De zichten zijn magnifiek en de bergen van de Zuidelijke Alpen komen steeds dichter bij. Het meer eindigt in een stenige delta en die gaat over in een dor landschap.
De wind is gekeerd en blaast me nu vol in het gezicht. De laatste kilometers is het doorbijten. Na een stop in het minidorpje boven op een helling, rij ik nog 2 km verder naar de White Horse Hill campsite Ik stop 10$ in de registratiebox en zoek een mooi plekje uit met zicht op Mt Sefton en zijn gletsjer.
Vanmorgen spelen de All Blacks de finale in de wereldbeker rugby. Niet te missen dus ik sta om 4u30 op om in het dorp in het hotel te gaan kijken. Ik ben niet de enige zottin. Zo’n 100 mensen zien de All Blacks kampioen worden.
Weer op de camping doe ik toch nog een ochtendlijk dutje. Ik heb afgesproken met een Nederlands koppel, Jos en Sabine, om mee te gaan kajakken op het gletsjermeer. Het weer is schitterend, windstil en geen wolk aan de hemel. We zitten met 2 in een zeekajak. Tot 25 jaar geleden was er nog geen sprake van een meer. Helaas doet de opwarming van de aarde de gletsjer snel smelten. Overal op het meer liggen brokken ijs die duizenden jaren oud zijn. Binnen enkele dagen smelten ze allemaal weg in het meer.
Na de middag regel ik een lift uit de vallei voor de volgende dag. Ik vind het niet leuk om 55 km dezelfde weg te doen. En nu heb ik vandaag nog tijd om een stuk van de Hooker valley track te wandelen. Die start aan de camping en komt langs het Mueller meer en passeert enkele hangbruggen. Ik zie Mt Cook ook nog eens van de oostkant, en heb ze nu langs 3 zijden mogen bewonderen.
’s Avonds steekt er een sterke wind op en sommige buren hebben het moeilijk om hun tentje onder controle te houden. Die van mij doet het prima, al is het wel moeilijk slapen door het lawaai van de wind.
Er staat nog altijd een stevige wind en het is een hele karwei om mijn tent op te breken zonder dat er iets wegwaait. Ik ben blij dat ik met een camper de vallei kan uitliften. Dat spaart 55 km in de benen en heel wat energie. Die energie zal ik nog goed kunnen gebruiken vandaag want het is wind op kop.
Ik fiets weer langs het kanaal. Dat voert deze keer van Lake Pukaki naar Lake Ohau.
’s Middags lunch ik in een soort betonnen shelter zodat ik toch even uit de wind ben.
Vanaf hier volg ik een gravelpaadje langs Lake Ohau. Er is hier werkelijk niemand. Het meer lijkt wel een zee door de vele golven die ontstaan door de strakke wind.
Als ik weer een echte weg opdraai, heb ik de wind welverdiend in de rug. Ik sjees tegen 30 km/u richting Omarama. Ik zet me op de enige camping die er is en krijg een echte dikke en zachte handdoek van de lieve mevrouw. Als fietser word je hier in de watten gelegd.
’s Avonds probeer ik nog een gigahamburger te verorberen. Hard labeur. Verloren moeite.
Vandaag ga ik de Lindis pas veroveren. De dag begint prima met een zwak zonnetje en niet al te veel wind. Maar na een uur begint het te regenen. Alle regenkleren aan. En als het nog harder begint te regenen gaat ook de iPod aan. Kwestie van het gerikketik van de regen op m’n helm niet te horen.
Plots voel ik iets tegen de helm aantikken. Ik kijk om maar zie niks. Vreemd. Even later gebeurt hetzelfde. Als ik me omdraai zie ik een ekster regelrecht op mijn gezicht afvliegen. Ik zwiep mijn fiets naar rechts de baan over. Gelukkig komt er geen auto aan! Ik pak de schrik van mijn leven en snap er niks van: aangevallen door een vogel?! (later lees ik op internet dat de eksters in hun broedseizoen zitten en dat de mannetjes hun territorium nogal fel kunnen verdedigen) Op weg naar de top springt er ook nog een zelfmoordkonijn voor mijn wielen. Het zit me niet mee met de dieren vandaag.
Het zit me tout court niet mee. 1 km voor de top wil ik terugschakelen naar mijn kleinste versnelling en springt de ketting over het tandwiel. Ze zit muurvast tussen wiel en cassette. Na ettelijke pogingen, met veel gevloek en volledig verkleumd, doorweekt en vol smeer lukt het me uiteindelijk toch om ze los te krijgen. (Note to myself: niet meer zo klein schakelen tot je een fietsenmaker gezien hebt.) De top is daardoor niet zo’n hoogtepunt als ik zou verwachten. Ik trek nog snel een paar handschoenen aan en zoef lekker lang naar beneden.
Het blijft regenen en er is nergens beschutting dus eet ik noodgedwongen een boterham langs de kant van de weg. Ik dans wat om mezelf warm te houden en zwaai vrolijk naar de voorbijrijdende automobilisten. In Tarras trakteer ik mezelf op een warme chocomelk en taart. Ik had gehoopt dat er hier een motel was om droog te kunnen slapen, maar dat is niet zo. Dan maar weer verder. Het is gelukkig gestopt met regenen, maar er is wel meer wind gekomen. Op kop, wat had je gedacht. In Bendigo is er een kampeerplekje langs het meer. Ik slaag erin om mijn tent op te zetten in de stevige wind en ben blij als ik erin zit. Eindelijk een beetje rust rond mijn oren.
Als ik ’s morgens mijn tent openrits zie ik versgevallen sneeuw op de toppen aan de overkant van het meer. Het is bewolkt en er staat een schrale wind. Ik volg het Dunstan meer en stop in Cromwell voor een koffie… en vooruit dan maar, ook pannenkoeken met bosbessen en banaan. Een fietser moet goed eten.
De weg gaat verder door een brede kloof. De bergen zijn dor en bruin en bestaan vooral uit losse steen. Hier is vroeger goud gewonnen. De baan is breed, het verkeer is druk en de pechstrook is verschrikkelijk smal. Ik blijf netjes op mijn kant en kan alleen maar hopen dat alle chauffeurs mij gezien hebben.
Tegen de middag ben ik in Clyde, een gezellig dorpje met -hoera- ook een fietsenmaker. Barry wordt pico bello afgesteld en ik kan aan de Otago Central Rail Trail beginnen. Een fietspad over een oude spoorbaan. Mijn eerste stop is Alexandra. Vandaag wil ik mezelf wat verwennen na alle pech van gisteren. Ik boek een homestay bij Marj. Zij heeft een mini-sauna, bubbelbad en massagestoel. En ik zeg daar geen nee tegen.
Lekker geslapen in een echt bed. Soms kan iets kleins, zo’n luxe zijn. Uitgeslapen zet ik de rail trail verder. Het uitzicht verandert constant. In het begin rijd ik precies langs een westernlandschap, daarna krijg ik een mooi zicht op sneeuwbetopte bergen en groene valleien met schapen, schapen en nog eens schapen. De lammetjes schrikken zich telkens een ongeluk als ik kom aangehobbeld over het gravelpad. Ze zoeken beschutting bij de moeder en drinken nog eens aan de uier. Dan zie je hun staartje fanatiek wiebelen, zo opgewonden lijken ze.
Vandaag passeer ik ook enkele pikdonkere tunnels en ik ben blij dat ik een prima voorlicht heb. Ik passeer ook nog de 45e breedtegraad. Op dat punt zit je precies in het midden tussen de evenaar en de zuidpool. Daar voel je niks van, maar het is toch plezant.
In Oturehua wandel ik binnen in Gilchrist's winkel. Het interieur is niet veranderd sinds 1899. Gelukkig zijn de ijsjes niet zo oud! Even verder kom ik op het hoogste punt van de trail en vanaf hier gaat het langzaam weer naar beneden.
Vandaag slaap ik in Ranfurly. Ik ben de enige op de camping en ik heb de keuken voor mij alleen. Het menu voor vanavond bestaat uit gebraden kip, sla, tomaat en puree van zoete aardappel. Mmmm.
Ik begin de dag met enkele spiegeleieren en ben verbaasd om te zien dat elk ei 2 dooiers heeft. Zou dat hier normaal zijn?
Vandaag kom ik enkele fietstoeristen tegen die duidelijk niet goed voorzien zijn op hun trip. Er is een meisje bij dat enkel wat water heeft om te drinken, maar ze is aan ’t afzien. Duidelijk niet gewoon om te fietsen. Ik geef haar enkele snoepjes en haar glimlach bedankt me.
Het is voornamelijk naar beneden vandaag, met een enkele uitzondering: de Upper Taieri in klimmen. De uitzichten zijn niet zo spectaculair als gisteren. Of zou dat aan de ontbrekende zon liggen? De dorpjes die ik passeer zijn slaperig klein met vaak (semi) oude gebouwtjes zoals een hotel of een postkantoor. Verder veel landbouw met schapen en koeien.
De eindbestemming van de rail trail is Middlemarch. Vanaf hier moet je verder met de trein om in Dunedin te geraken. Ik dacht dat er een trein tot in Middlemarch kwam, maar helaas is dat niet. Ik moet verder naar Pukerangi. Gelukkig kan ik mee met een busje. De weg is het tegenovergestelde van de rail trail: stevig op en neer.
In Pukerangi stap ik op een oude toeristentrein. Ik word persoonlijk welkom geheten door de conducteur. We rijden over de Taieri Gorge Railway terwijl de conducteur straffe verhalen vertelt over de bouw van deze spoorlijn. Onderwijl kan je ook nog een fris wijntje drinken of een broodje eten. Reizen in stijl.
In Dunedin heb ik een minikamer gehuurd in het Leviathan hotel. Ik word helemaal achterin weggestoken in een kamer met 4 bedden. Er hangt hier een vreemde geur en het is er koud. Maar die geur went en ik vind een kacheltje voor wat warmte. En het absolute pluspunt: ik heb de boel helemaal voor mij alleen. Ideaal om de tent uit te hangen om te drogen en een wasje te draaien.
Eerst een rustdag. Dat betekent: wassen, plassen en de stad intrekken. Ik bezoek oa. de Cadbury chocoladefabriek Ik krijg genoeg staaltjes van hun producten mee om er weer een tijdje tegen te kunnen op de fiets.
De volgende dag regent het maar ik trek er toch op uit. In mijn regenpak fiets ik naar het Otago Peninsula. Helemaal aan het einde van het schiereiland wonen de Royal albatrossen.
Alleen al omwille van hun levensverhaal wil ik er naartoe. Ze vormen hun hele leven een paar. Ze leggen een ei, voeden hun jong op en gaan na ongeveer een jaar elk hun eigen weg op. Ze vliegen afstanden tot wel 1000 km per dag. Na een jaar komen ze weer samen op hun zelfde broedplaats. Meestal is het mannetje eerst en dikwijls komt het vrouwtje maar een paar uur later aan. En dan begint het hele verhaal van voor af aan. Schitterend.
Ik heb pech en zie geen enkele albatros. En ik wil ook geen 45 dollar betalen om achter de omheining te gaan kijken, want de kans is klein dat ze vandaag hier zijn.
Ik zie wel genoeg andere vogels en ook een zeehond, van wel heel dichtbij.
Nog één halte in Dunedin voor ik morgen verder rij… Baldwin Street. De steilste straat ter wereld. Ik doe zelfs geen poging om ze op te fietsen. Alleen al van te kijken is mijn goesting over.
Klimmen, klimmen, klimmen… om het dal van Dunedin uit te komen. Dat is zweten en vooral duwen om de berg op te komen. Beloning is een grandiose afdaling recht naar de Stille oceaan. Links van me ligt ze helblauw te blinken en te ruisen, rechts van me zijn er de glooiende weiden met schapen. Er staat weinig wind en het is een plezier om zo te fietsen.
Na een lunch op het strand met de overgebleven pizza van gisteren mag ik weer klimmen. 6 km omhoog, en hoe. Ik fiets zo lang ik kan, maar dat is niet ver. Het is weer duwen, zweten en vloeken. Soms is het hellingspercentage eens wat minder en kan ik een stukje fietsen. Na 6 km mag ik steil naar beneden tot aan Lake Waihola.
Vanaf hier volg ik de drukke SH1 tot in Milton. Om in alle rust te kunnen fietsen, moet je er soms de moeilijke stukken bijnemen. En dat zijn ook de wegen die je het makkelijkst onthoudt. Langs een drukke snelweg is maar weinig te beleven.
Tot in Balclutha blijf ik langs de drukke weg rijden. Ik volg de Southern Scenic Route en als er geen camions langs scheuren, klopt die naam ook wel.
Na het kleine stadje is het rustiger fietsen. Vanaf nu ben ik in The Catlins.
Ik heb al een hele tijd de oceaan niet meer gezien, maar vanaf Kaka Point komt daar verandering in.
Je kan hier Nugget Point bezoeken. 9 km heen over een gravel weg en nog eens 9 terug. Ik zie dat er best steile klimmetjes inzitten. Dus ik laat Barry even aan de kant staan en lift naar het vuurtorenpunt. Met de eerste auto kan ik al mee.
Nugget point is bekend om de Nuggets: een groep mini-eilandjes uitgestrooid in het water en de vele vogels en zeedieren die er leven. Ik ben blij dat ik mijn verrekijker mee heb. Ik lift al even gemakkelijk terug als ik gekomen ben. Barry staat me trouw op te wachten en we fietsen samen verder naar Owaka.
Pff, wat een vermoeiende dag. De hele dag een stevige wind op kop. Dat is 67 keer vechten voor die ene kilometer. Het gaat traag, om niet te zeggen, niet vooruit. Als je 2u aan ’t fietsen bent en amper 15 km gedaan hebt, dan zijn de batterijen snel leeg.
Bovendien spelen de regenwolken haasje-over met de zon. Ik speel het spelletje mee door zo snel mogelijk mijn regenpak aan en weer uit te trekken.
De landschappen zijn best mooi: bomen en struiken in alle tinten groen die naar 1 kant gegroeid zijn omwille van de harde, genadeloze wind. Ik ben blij als ik in Waikawa aankom. Volledig leeg gereden. Er is hier niet echt een camping, wel een veld om je tent te zetten, drinkbaar water en een toilet. Om even uit de wind te zitten, kook ik in het ruime toilet. Niet het meest gezellige restaurant maar wel droog en windstil.
Ik slaap onrustig door de harde wind en de kletterende regen. Ik denk de hele tijd: hoe ga ik dat morgen doen? Nog eens zo’n zware trapdag? Maar kijk, als ik ’s morgens de tent openrits, schijnt zowaar de zon. De wind is in kracht afgenomen en ik ga er met hernieuwde moed tegenaan.
In Curio bay bezoek ik het Petrified forest. Bij eb kan je daar versteende bomen zien liggen, die daar 170 miljoen jaar geleden onder as en lava bedolven werden. Iets verderop kan je (met een beetje geluk) bij zonsopgang en zonsondergang pinguïns zien. Het is spijtig genoeg al te laat op de dag. Ook de Hector dolfijnen laten zich niet zien. Maar de kustlijn is indrukwekkend ruig en woest.
Over een gravelroad hobbel ik verder. Ik word weer een keer aangevallen door een ekster. Dat went niet. Ik ben doodsbenauwd voor die beesten. Ik merk dat ik ze scherp in de gaten hou als ik er eentje zie vliegen. Klaar om weg te spurten.
De rest van de dag is trappen om er te komen. Soms rij ik precies door een polderlandschap, zo plat als een pannenkoek en de wind in de rug. Dan weer zie ik kilometers ver voor me de weg liggen die heuvelachtig op en neer gaat.
’s Avonds slaap ik in Invercargill in de tuin van de Southern comfort backpackers. Een prachtige villa, die helaas volzet is. Maar in de tuin staat het vroegere poppenhuis van de dochter en daar kan ik wel nog slapen. Ik voel me net een meisje van 6.
Door alle plannen die ik nog heb, zou ik vandaag graag in Te Anau geraken. De weg er naartoe is niet zo gezellig om te fietsen dus neem ik een bus. Makkelijker gezegd dan gedaan. De bus zit eigenlijk vol. Maar de busmanager maakt er een erezaak van om Barry en de bagage er toch nog bij te krijgen. Ik ben er vrij zeker van dat dit niet lukt. Het is een kleine bus, kleine bagageruimte en veel grote koffers. Maar een wonder geschiedt…
Iets na de middag sta ik op de camping in Te Anau. Het is verder een rustige dag. Ik regel een uitstapje naar Milford Sound, ook met de bus, morgen, maar zonder Barry.
Er wordt regen voorspeld en dan zit ik liever in een bus en op een boot, dan op de fiets. Ik zie trouwens een vreemd verschijnsel rond de zon, een soort halo. Google leert me dat het iets te maken heeft met veranderende lucht en ijskristallen. Dat zou wel eens kunnen kloppen.
Als de bus me oppikt is het nog droog, maar zoveel te dichter we bij de Westkust komen, zoveel te harder begint het te regenen.
De weg naar Milford Sound is bezaaid met mooie landschappen. Je zou hier gemakkelijk een paar dagen over kunnen doen. Helaas is het om te fietsen niet zo interessant: veel verkeer en na 120 km moet je sowieso dezelfde weg terugfietsen.
Milford Sound is een fjord en ook de natste plek van Nieuw-Zeeland. Je moet dus een beetje geluk hebben met het weer. Wij gaan in de gietende regen met een boot het water op. Er hangt zoveel mist en regen dat je amper zicht hebt. Je ziet watervallen (veel), en een occasionele pinguïn en wat zeeleeuwen. Maar dat is het dan ook.
Op de terugweg naar Te Anau stoppen we nog enkele keren oa. bij enkele kea’s. Papegaaiachtige vogels die vrij tam zijn, maar ook heel vervelend kunnen doen. Tenten openritsen, ruitenwissers stuk bijten…
Weer op de camping hoor ik het nieuws over de aanslagen in Parijs. Iedereen kijkt een beetje bedremmeld naar het nieuws op tv. Het is letterlijk ver van mijn bed, maar het laat me toch niet helemaal onberoerd.
Tegen de ochtend is alle regen uit de wolken gevallen en piept er af en toe een zwak zonnetje. Vandaag rij ik naar de Mavora Lakes. Het is eerst nog over de grote weg (SH94) maar het is zondag en er is amper verkeer. En nog beter, het is quasi plat en ik heb excellent zicht op de bergen. Ik zou elke 5 minuten wel willen stoppen om foto’s te nemen.
Na 31 km draai ik links af, Mavora lakes road in. Vanaf hier is het 37 km gravelweg tot aan de meren. Hier komt amper verkeer want er wordt aangeraden dit met 4x4 te doen en de meeste toeristen rijden rond met een camper. Het is dan ook prachtig fietsen. Ik rij de hele tijd in de kom van de vallei, dus het is vrij plat. De bergen omringen mij en veranderen om de zoveel kilometer van kleur en vorm. Als de zon erdoor komt is het zelfs zo warm dat ik eens zonder mouwen kan fietsen.
Ik kom eerst aan South Mavora lake maar ik rij nog iets verder tot aan het noordelijk meer. Hier is het zicht op de bergen en het meer adembenemend.
Er zitten van die ambetante kleine vliegjes (midges?) maar ze steken niet, ze willen alleen overal in kruipen. Met een muts tot over mijn oren en een buff voor mijn gezicht zie ik eruit alsof ik een overval ga plegen. Maar het tegenovergestelde gebeurt: ik word overvallen. Door de rust, schoonheid en grootsheid van de natuur.
Het heeft flink gevroren vannacht en volledig ingeduffeld pak ik de hele boel weer in. De zonsopgang is prachtig en verwarmt mijn koude neus. Ik hoef niet lang te fietsen om een paar laagjes kleding uit te trekken.
Als ik na een kort klimmetje boven kom, valt mijn mond open van verbazing. Ik kijk uit op een gigantische vallei. Heel breed en lang, omgeven door bergen. Ik zie de weg die ik nog moet afleggen. Ik heb geen idee hoe ver dat is maar dat weet ik als ik aan het einde ben. Het blijkt uiteindelijk zo’n 20 km te zijn.
Ik fiets langs vreemde vogels en koeien, stieren en kalfjes die overal vrij mogen rondhuppelen. Soms komen ze gevaarlijk snel naar me toegelopen, maar het komt niet tot een botsing.
Ik steek ook een aantal keren een ford over. Schoenen uit, sandalen aan en dan door het ijskoude bergwater.
Aan het einde van de vallei, sla ik linksaf en duik ik steil naar beneden de volgende vallei in. Deze is helemaal anders dan de vorige. Smaller en veel groener en lieflijker, net een Zwitserse Alpenvallei.
Ik hou een lange lunchpauze, maak een noodlesoepje en geniet van de zon op mijn snoet. Als ik de vallei uitklim kom ik aan Lake Wakatipu. Overal witte bergen die mooi contrasteren met het blauwe water. Ik volg het meer tot aan Walter Peak Station. Een schapenboerderij waar ze ook toeristen ontvangen die met de stoomboot vanuit Queenstown een daguitstap maken.
Ik geniet van een pintje en een demonstratie schaapscheren, voor ik met de TSS Earnslaw afvaar naar het drukke Queenstown. Wat een aanpassing na de 2 dagen stilte!
Op een of andere manier doet de reclame voor allerlei avontuurlijke kicks zijn werk. Ik besluit om te gaan bungee springen. In 1988 heeft een of andere gek bedacht om aan een rek van een brug te springen en sindsdien doen er heel wat andere gekken hem na. Ik stap op de bus die me naar Kawarau bridge brengt, daar waar het allemaal begon. Ik ben best zenuwachtig, wat wil je.
Maar eenmaal boven op het platform, goed vastgebonden, val ik als een vogel in duikvlucht naar beneden en laat de spanning los. Met mijn handen raak ik het water. Ik heb heel hard gegild en daarna kan ik alleen maar heel hard lachen. Het moment is zo kort, maar de ontlading groot. Ik loop de rest van de dag met een smile op mijn gezicht rond.
Vandaag is klimdag. Ik ga de Crown Range over. De hoogste geasfalteerde weg in Nieuw-Zeeland (1076 m).
De klim is in de te delen in 3 stukken:
Eerst recht omhoog, met allerlei haarspeldbochten. Je kan niet snel fietsen, maar je gaat wel heel snel omhoog. Na 2 km is er een uitkijkpunt en dan zie je beneden je waar je vandaag komt.
Deel 2 is vals plat en een enkele keer een beetje naar beneden.
Deel 3 is de dooddoener. Steil! Mijn god! Ik kan nog net in het zadel blijven.
Na nog wat aanmoediging van de voorbijrijdende auto’s sta ik na 11 km op de top. Ik heb een magnifiek zicht op Queenstown waar ik 40 km geleden vertrok. Daarna zalig naar beneden zoeven tegen 55 km/u om zo uit te komen in Wanaka, het kleine zusje van Queenstown. Even avontuurlijk, maar een pak minder toeristisch.
’s Avonds eet ik bij het haardvuur in het lekkere en gezellige The Cow, pizza and spaghetti house. Een aanrader!
Omdat het weer de komende (laatste) week slecht zal zijn aan de Westkust, heb ik besloten langer in Wanaka te blijven en volop de genieten van haar omgeving. Ik laat een bus me afzetten in het verderop gelegen Makarora en fiets van daar, zonder bagage terug.
Er staat een stevige wind, maar deze keer heb ik hem in mijn voordeel. Ik vlieg door de Makarora vallei, langs het noordelijke puntje van Lake Wanaka. De omgeving is adembenemend mooi. Als de weg naar links afbuigt, bevind ik me in The Neck. Het is een strook weg van ongeveer 1 km die Lake Wanaka verbindt met Lake Hawea. Ooit was dit 1 meer, maar toen kwam er een berg tussen.
Het eerste zicht op Lake Hawea is indrukwekkend. En dat kan ook gezegd worden van de vele klimmetjes die volgen. Ik ben nog altijd heel blij met de wind in de rug. In de afdaling kan dat al eens gevaarlijk zijn, want dan wordt ik soms bijna van mijn fiets geblazen. Zonder bagage ben ik een licht(er)gewicht.
Er is zware regenval voorspeld, maar het blijft gelukkig bij een bui.
Tegen de middag ben ik op weg naar Diamond lake en Rocky Mountain. De weg is lekker rustig, ik fiets als een nietig mensje tussen de kanjers van bergen. Barry gaat aan de kant en ik klim naar de top van Rocky Mountain (775 m).
Ik passeer eerst Diamond Lake, een kleine parel in een berglandschap. Na 1,5u klimmen sta ik op de zeer winderige top. Het uitzicht is magnifiek. Ik zie de 2 meren liggen (Hawea en Wanaka) en kan zelfs tot aan The Neck kijken, waar ik gisteren fietste.
Na een uur sta ik weer beneden en fiets met een gelukzalige glimlach weer naar Wanaka. Ik besef maar al te goed dat dit de laatste echte fietsdag was.
Vandaag doe ik aan backtracking. Ik rij de weg terug die ik al eens met de fiets gedaan heb.
In Tarras moet ik overstappen op een andere bus en heb ik even tijd om het House of Shrek te bezoeken. Shrek was een schaap, een landelijke beroemdheid. Hij werd bekend toen hij na 6 jaar niet geschoren te zijn, opdook met een vacht om u tegen te zeggen. Er kwam in totaal zo’n 27 kg wol van hem af. Hij heeft nu zijn eigen museum in Tarras en zelfs een facebookpagina.
De bus brengt me ook over de Lindis pas. Ik zag de omgeving alleen in de regen en het is fijn om er op een zonnige dag eens doorheen te rijden.
Wat ook leuk is, is dat de buschauffeurs hier toeristische info geven. Zo leer ik het verhaal achter de vele lupines die hier overal in de rivierbeddingen en langs de kant van de weg staan. Mooi, maar heel schadelijk voor het natuurbehoud blijkbaar. Het is de schuld van 1 dame. Zij vond dat er wat kleur ontbrak in de natuur van Nieuw-Zeeland en ze gaf aan passerende toeristen zaden mee, die ze onderweg ergens mochten uitstrooien.
Nu is de lupine een plaag en worden er elk jaar veel duizenden dollars uitgegeven om de bloem uit te roeien.
Ik heb de hele dag om de stad te verkennen voor ik vanavond naar Kaikoura ga.
Om 11u ga ik richting het plein aan de kathedraal. Daar staat elke dag iemand naast het millennium monument (soort ijzeren kelk) die een rondleiding geeft door de stad. Het is gratis, maar je mag wel een fooi geven op het einde. Er komen zo’n 15 mensen opdagen.
Ik leer veel bij over de verwoestende aardbevingen van september 2010 en februari 2011. Die hebben grote littekens achtergelaten in het stadsbeeld. Veel verlaten gebouwen, veel gestutte muren, veel lege plekken waar ooit gebouwen stonden en ook veel nieuwbouw. De stad is hier heel gehavend uitgekomen, maar wordt stilaan weer opgebouwd.
In de late namiddag neem ik de bus naar Kaikoura. Barry logeert in de garage van mijn hostel. Kaikoura ligt in een baai aan de oceaan en is een prachtig, lieflijk dorp. Ik ben nog net op tijd om te genieten van de zonsondergang.
Ik ben al vroeg uit de veren want vanochtend ga ik zwemmen met dolfijnen.
De omstandigheden zijn perfect: zon, kalme zee en honderden dolfijnen.
We zijn helemaal ingepakt in een wetsuit en hebben een snorkel op onze snoet.
De boot brengt ons naar een school dolfijnen. We glijden het water in en zitten middenin het gewoel. Het helpt als je geluiden maakt om zo de dolfijnen naar jou te laten komen.
Elke dolfijn is anders. Sommige hebben littekens, eentje zelfs een hap uit zijn vin, er zijn mama’s met kleintjes, sommige zijn snel, andere dralen om je heen. Het is verbazingwekkend dat ze zo dicht komen, aangezien ze wild zijn. Het is vredevol, licht en niet beangstigend (ver van de wereld van terreur - Belgie, terreurniveau 4).
Het water is ijskoud, ondanks het pak. Ik ben blij als ik aan boord een warme chocomelk krijg en een straal warm water om me af te spoelen.
Het is een ervaring die ik niet snel zal vergeten.
Ik ga met de trein terug naar Christchurch. Deze lijn heet de Coastal Pacific en ligt voor een groot deel naast de oceaan. Het levert nog enkele prachtige beelden op.
Vandaag beginnen de voorbereidingen op de reis terug naar huis. Ik stuur een doos met spullen op zodat ik niet teveel gewicht heb voor de vlucht terug. Ik koop nog wat souvenirs en regel bij een fietsenmaker een fietsdoos. Verder is het genieten van het lekker warme weer.
Dit is echt de laatste dag in Nieuw-Zeeland. Ik ga met de bus naar de luchthaven om de fietsdoos weg te brengen. Daarna pik ik Barry op en gaan we nog enkele uren in het stadspark rondhangen. Ik fiets nu echt de laatste kilometers van de reis. Alles wordt ingepakt en afgegeven aan de check in. Nu heb ik toch nog teveel kilo’s! Ik laat mijn stoeltje en nog enkele kleine dingetjes achter. Ze zien 1,5 kilo door de vingers. Ik nestel me zo comfortabel mogelijk in de zetel in het vliegtuig en probeer me in 30u los te maken van dit geweldig mooie land.
Om 12u30 land ik weer in Brussel. In de 4 weken dat ik weg was, is het land weer een beetje van z’n onschuld verloren. Ik ga een extra paspoortcontrole door en als ik uit de trein stap in Antwerpen bots ik op een tank en een hoop zwaarbewapende militairen. Zucht.
Wat fietste ik graag tussen de schapen…